Huis De Bijenschans door Henk Wegerif

30/10/2015 door Barbara Laan

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Een meesterlijke compositie

 

Het huis De Bijenschans ligt geheel vrij en heeft een ruim bemeten achtertuin op het zuiden. Vanaf de Hoorneboegse heide, zuidelijk van Hilversum, is de achtergevel zichtbaar. Het huis bood de eerste jaren uitzicht over de heidevelden tot aan de Dom van Utrecht.(1)

 

Het is een indrukwekkende aanleg: een hoofdvolume met aanzicht op het dakschild en twee lage zijvleugels afgesloten door hoekgebouwtjes. Het geheel is symmetrisch van opzet en heeft  een totale breedte van maar liefst 47 meter. Een aantal terrassen, perken en tuinmuren zorgen voor de overgang tussen baksteen en groen. De Engelse landschapstuin is naar ontwerp van de getalenteerde tuinarchitect D.F. Tersteeg (1876-1942); het huis zelf vormt het hoogtepunt in het oeuvre van de, niet minder begaafde villabouwer, Henk Wegerif (1888-1963). Het huis is gebouwd in 1917-1918 en is genoemd naar de bijenkorven die aan de rand van de heide stonden opgesteld.

 

Aan de voorzijde heeft het huis een heel ander aanzicht. Hier zien we de puntgevel van een bouwvolume dat dwars op het achterhuis is geplaatst. Het heeft een zadeldak en een boogvormige hoofdingang aan de Sparrenlaan. Door de enigszins scheve plaatsing op het terrein (een kavel van ruim een hectare groot) komt het complex van volumes schilderachtig over. Niet alleen de aanleg van de tuin met de terrassen doet Engels aan, ook het grote aantal monumentale schoorstenen doet denken aan de Engelse landhuisbouw. De brede voorgevel met dakschilden die doorlopen tot het niveau van de begane grond en de recent geplaatste rieten dakbedekking sluiten meer aan bij de Gooise boerderijbouw, maar van oorsprong was het huis bedekt met dakpannen.

 

De Bijenschans werd gebouwd in een tijd dat er aan de Sparrenlaan nog maar enkele gebouwen stonden, waaronder een manege, en het ligt naast een villapark dat vanaf 1914 werd aangelegd. Het huis heeft twee bouwlagen onder de verschillende kappen en is deels onderkelderd. De zijvleugels omvatten slechts één bouwlaag. Het spel van haaks op elkaar geplaatste zadeldaken draagt bij aan de meesterlijke compositie van dit landhuis.

 

Opdracht van een kinderboekenschrijfster

Het huis De Bijenschans is gebouwd in opdracht van de weduwe A.J. de Kruijff-Gobius (1875-1930) voor haarzelf en haar drie kinderen en inwonend personeel. Haar tweede echtgenoot, mr. H.P.L.C. de Kruijff die in 1911 na een langdurig ziekbed was overleden, liet haar een vermogen na. Hij was directeur van de Centrale Risicobank, vervulde bestuursfuncties en stond aan de basis van de in 1899 opgerichte Vereniging van Nederlandse Werkgevers (de voorloper van de VNO-NCW). (2) Mevrouw De Kruijff-Gobius (Tine) brak in 1900 door als kinderboekenschrijfster met het boek Het Indische nichtje. De hoofdfiguur in dit kinderboek, het weesmeisje Tilly, heeft wat weg van Tine zelf. Tine had een Indische moeder en Javaanse oma en werd zelf misschien ook wel gepest vanwege haar afkomst, net als het meisje Tilly. Vader Gobius was officier in het Oost-Indische leger.(3)

 

De weduwe Tine de Kruijff-Gobius bewoonde het huis met haar dochters Maria (geb. 1901) en Cornelie (geb. 1906) en haar zoon Hendrik Peter (geb. 1909). Ook woonde de kinderjuf Anna Zwemmer (geb. 1893) bij haar, samen met haar zoon Albert en haar zus Boukje.(4) Over de aard van de opdracht zijn we niet goed ingelicht; het woonprogramma dat Tine de Kruijff-Gobius aan de architect heeft meegegeven is slechts af te leiden uit de benamingen van de diverse vertrekken in de plattegrondtekeningen die hij voor haar ontwierp. Daaruit blijkt onder meer dat zij een voorliefde moet hebben gehad voor fotografie. Er is een ‘doka’ ingetekend in een kleine ruimte bereikbaar vanaf het bordes van het centrale trappenhuis.

 

Henk Wegerif

Zoals veel van zijn tijdgenoten heeft Wegerif zijn opleiding tot architect grotendeels in de praktijk genoten. Hij begon als timmermansleerling in het aannemersbedrijf van zijn vader, Gerrit Wegerif, en werkte bij verschillende architectenbureaus in Nederland en bij de New Yorkse bouwmeester William Bates. Vader Gerrit Wegerif werkte geregeld samen met zijn veel bekendere broer Chris Wegerif, architect en meubelmaker en medeoprichter van de kunsthandel Arts and Crafts in Den Haag in 1898, waar moderne kunstnijverheid werd verkocht. De jonge Henk is in belangrijke mate geïnspireerd door zijn oom Chris en zijn flamboyante tante Agatha Wegerif-Gravestein, zelfstandig textielkunstenares, bekend en gewaardeerd om haar stofontwerpen, tegeltableaus en batikwerk.

 

Toen hij 21 jaar oud was begon Henk Wegerif zijn eigen architectenbureau in Apeldoorn waar hij de meeste opdrachten had. Nadat hij in 1925 naar Wassenaar was verhuisd ontwierp hij in die omgeving vele villa’s en landhuizen. In zijn Apeldoornse periode had hij ook een aantal opdrachten elders in Nederland, waaronder De Bijenschans voor Tine de Kruijff-Gobius. Zelf beschouwde hij het huis als één van zijn beste ontwerpen. Dit blijkt uit het boek dat hij in 1924 publiceerde getiteld Van bouwen en wonen, waarin hij foto’s, plattegronden en detailtekeningen van het huis opnam. Wegerif ontwierp naast de architectuur ook altijd het interieur en in enkele gevallen ook de tuin en de meubels van zijn gebouwen. Hij was een voorstander van praktische plattegronden, toegesneden op de individuele wensen van de opdrachtgever. In zijn boek stelt hij dat de woonwensen kunnen verschillen per opdrachtgever en dat deze soms op ontvangen zijn gericht en in andere gevallen meer op intimiteit en ‘practische, gezellige bruikbaarheid’.  Hij verbond deze wensen aan een ‘afgesloten’ of een meer ‘open woonwijze’.(5)

 

Ook de oriëntatie van het huis achtte hij van groot belang: de keuken en ontbijtkamer op het oosten in verband met het gebruik in de ochtend, de speelkamer van de kinderen op de zonzijde en de eetkamer voor de avondmaaltijd bij voorkeur aan de westkant. Daarnaast besteedde hij aandacht aan de onderlinge ligging van de vertrekken waarbij voorop stond dat woonruimtes en dienstvertrekken zorgvuldig van elkaar waren gescheiden. De aard van de verrichtingen in die vertrekken maakte dit wenselijk en ze werden in de plattegrond dan ook zoveel mogelijk geclusterd. Huisgenoten waren gesteld op hun rust terwijl de dienst juist lawaai maakte, etensluchtjes veroorzaakte en veel activiteit met zich meebracht.(6)

 

Vertrekken van de dienst

Keukenwerk vond plaats in de keuken, maar ook in een aparte ruimte met bergmogelijkheid voor glaswerk, servies en linnengoed. Een zogenaamde dessertkamer of pantry kon bovendien goede diensten bewijzen als ‘puddingfabriek’. In kleinere huizen kon worden volstaan met een luik tussen eetkamer en keuken zodat niet elke keer de eetkamerdeur open en dicht ging als er werd opgediend of afgenomen. Tot de vertrekken van de dienstbode behoorde ook de provisieruimte, de berging voor gereedschappen en de ruimte voor het poetsen van schoenen en zilver en het wassen van groenten – bij voorkeur buiten de keuken – alsmede een kelder met bergruimte voor voorraden, brandstoffen en de verwarmingsinstallatie. Een aparte ingang voor personeel en leveranciers was een vereiste; een aparte diensttrap was wenselijk als de beschikbare ruimte dat toe liet. Dan hoefde het personeel niet door de hal en het hoofdtrappenhuis om naar de slaapverdieping te komen.(7)
Wegerif was goed op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in Amerika over het zo efficiënt mogelijk inrichten van dienstvertrekken, in het bijzonder de keuken. In 1912 begon Christine Frederick in New York met een serie artikelen in Ladies Home Journal waarin zij arbeid- en tijdbesparende maatregelen uit het bedrijfsleven toepaste op het huishouden.  Bewegingsstudies voerde zij uit in haar eigen keuken in New York naar het voorbeeld van studies naar arbeidsbesparing in de industrie zoals onderzocht door ingenieur Taylor. Haar werk zou uiteindelijk leiden tot de gestandaardiseerde keuken. De artikelen werden gebundeld in het boek: The New Housekeeping. Efficiency studies in home management (1913) en vele malen herdrukt. Bij zijn bespreking van de keuken denkt Wegerif aan ‘de kleine, hygiënisch ingerichte Amerikaansche keukentjes, welke geheel berekend zijn op arbeids- en tijdsbesparing’. Allerlei metingen en tellingen hebben duidelijk gemaakt hoe kan worden bespaard op nodeloos veel lopen en nutteloos verrichten van allerlei handbewegingen, aldus Wegerif.(8)

 

Woonprogramma

De indeling van de plattegrond van De Bijenschans verraadt een huishouden gericht op ontvangen en status, maar ook op de specifieke, niet traditionele, samenstelling van het gezin van de weduwe Tine de Kruijff-Gobius, haar kinderen en hun kinderjuf met inwonende familieleden.(9) Klaarblijkelijk was Tine zeer gesteld op haar rust gezien de zeer strenge scheiding tussen wonen en dienst, maar ook tussen haar eigen leven en dat van haar kinderen. De speelkamer voor de kinderen is ver van de woonvertrekken gesitueerd. Deze bevindt zich in het hoekpaviljoen aan de westkant buiten het eigenlijke woonhuis en is alleen bereikbaar via een, weliswaar overdekte, halfopen wandelgang. Opmerkelijk is ook de scheiding tussen mannen en vrouwen: de vestibule geeft toegang tot een apart dames- en herentoilet.

 

De aanleg van de ontvangsthal en woonvertrekken is royaal te noemen. In de as van de hoofdingang liggen de vestibule, de ontvangsthal en de woonkamer met uitzicht op de tuin en de heide. De boogvorm van de voordeur keert terug in de boogconstructies van de achterliggende ruimtes. De tochtpui met glas in lood en de doorgang van de hal naar de woonkamer zijn zo breed als de ruimtes zelf. Aan de oostkant van deze as liggen de dienstvertrekken en de ontbijtkamer, aan de westzijde zijn het indrukwekkende trappenhuis, de lager gelegen ‘cosy corner’ met twee vaste bankjes naast de haard, en de woonkamer gelegen. De woonkamer is een rechthoekige ruimte, geplaatst in de as van de zijvleugels (dwars op de hoofdas) met aan de westkant de verbinding met de genoemde wandelgang. Op deze plaats is een tweede open haard geplaatst onder een lager plafond, een zogenaamde ‘inglenook’.

 

In de plattegrond van de Bijenschans paste Wegerif de meeste aanwijzingen toe die hij enkele jaren later zelf zou geven in zijn boek Van bouwen en wonen (1924). De voordeur aan de noordkant van het huis was voor de dienstbode die open deed gemakkelijk en ongemerkt te bereiken via een klein zijportaal naast de vestibule (rechts naast de voordeur op de plattegrondtekening). Dit portaal was direct vanuit de keuken toegankelijk en koste de dienstbode dus weinig lopen. Grenzend aan de keuken bevond zich ook het dienstbodetoilet en de provisieruimte. De dienstbode-ingang en het diensttrappenhuis waren aan de andere kant van de keuken gesitueerd. Het trappenhuis voerde direct naar de naaikamer waar verstel- en strijkwerk plaats vond en het linnengoed werd opgeborgen.  De trap voerde ook naar de kelder waar brandstoffenopslag, verwarming en een tweede provisieruimte waren voorzien. De oostelijke zijvleugel met nog twee bergingen had een eigen dienstingang. De berging voor de fietsen van de bewoners had een aparte toegangsdeur evenals het tuinhuis waar ongetwijfeld het tuingereedschap van de tuinbaas werd opgeborgen. In het dienstgedeelte van het huis zijn recent een aantal wijzigingen doorgevoerd waarvan de meest ingrijpende is dat de pantry bij de ontbijtkamer is getrokken zodat een grote woonkeuken aan de zuidkant van het huis is ontstaan. De oude keuken aan de noordoost kant doet tegenwoordig dienst als kantoor.

 

Het hoofdtrappenhuis is een knap stukje vakwerk. De trappenvluchten voeren in U-vorm via bordessen naar de beide verdiepingen. Op de zolderverdieping bevonden zich twee slaapkamers voor ‘jufvrouwen’, één dienstbode en een aantal bergruimtes. Waar de kinderjuf Anna Zwemmer sliep en waar de kamer was van haar zusje Boukje, die beiden op dit adres staan ingeschreven, is niet bekend. Op de eerste verdieping lagen, afgezien van de naaikamer, de kamers voor twee ‘zoons’ (waarschijnlijk Tines eigen zoon Hendrik Peter en Albert, de zoon van de kinderjuf Anna Zwemmer). Aan de achterzijde van het huis, met uitzicht op de tuin en de heide, bevond zich een logeerkamer met twee bedden en het appartement van Tine zelf. Dat bestond uit een suite van slaapkamer met twijfelaar en twee deuren die respectievelijk toegang gaven tot een ruime badkamer met verdiept marmeren bad, een aparte WC en een garderoberuimte die ook toegankelijk was vanuit de badkamer en de naaikamer. Op de plattegrondtekening is een element ingetekend tussen de beide deuren in Tines slaapkamer hetgeen een kaptafel of wellicht een schrijftafel is geweest. Een aparte werkkamer voor haar schrijfwerk is in elk geval niet voorzien in de tekening. Haar schrijf carrière speelde zich dan ook voornamelijk af in de periode voorafgaand aan de bouw van het huis. Op de slaapverdieping zijn een aantal wijzigingen aangebracht en is de badkamer inmiddels vernieuwd.

 

Karakterverschillen

‘Men zal goed doen de dienstvertrekken van het huis een geheel ander karakter te geven dan de woonvertrekken’, zo schrijft Wegerif in 1924.(10) De afwerking en detaillering van de interieurs dient een weerspiegeling te zijn van de functie van het vertrek en de aard van de werkzaamheden die er plaats vinden. Woonvertrekken mogen verfraaid en versierd worden; werkruimtes dienen tegen een stootje te kunnen en moeten gemakkelijk zijn schoon te houden. Dienstvertrekken kunnen wel degelijk een aangename indruk maken aldus Wegerif (hij noemt de 17de-eeuwse keuken als voorbeeld), maar die indruk zal daar voortkomen uit ‘mooie, sterke kleuren, eenvoudige vormen en goede verhoudingen’.

 

De materialisatie van de interieurs van De Bijenschans is verrassend eigenzinnig. Op diverse plaatsen is de baksteen in het zicht gelaten, in de inglenook van de woonkamer in combinatie met een zwarte steen wat zorgt voor een decoratief effect. Het houtwerk is donker geschilderd en heeft robuuste afmetingen en detailleringen. De korfbogen en het kruisgewelf van de ontvangsthal doen denken aan middeleeuwse architectuur. Ook de balkenplafonds en de houten draagconstructies ademen deze sfeer. Er is veelvuldig gebruik gemaakt van glas in lood, dat ongetwijfeld door Wegerif zelf is ontworpen. Zijn voorkeur voor sterke kleuren liet hij vooral tot uitdrukking komen in het glas op de begane grond en kon dus klaarblijkelijk ook op de woonvertrekken betrekking hebben. De omlijsting van de voordeur is uitgevoerd in hemelsblauw, grasgroen en roze beglazingen. Dat van het bovenlicht in de ontvangsthal in blauw, groen, rood en geel. Het motief van de honingbij komt op verschillende plaatsen terug. Niet alleen in het glas in lood en het snijwerk binnen, maar ook in de buitenluiken en in de stenen reliëfs aan de gemetselde penanten bij de toegang tot het terrein.

 

De bouw van de Bijenschans bleef niet onopgemerkt. Afgezien van een vracht aan publicaties waarin het huis wordt genoemd viel het in de smaak bij voorbijgangers zoals de Hilversumse ondernemer J.J.L. van Hengel, directeur van Bouwexploitatiemij. Holland. Van Hengel was betrokken bij de bebouwing van een aantal kavels in de aangrenzende nieuwe villawijk ’t Hoogt van ’t Kruis en verstrekte Wegerif opdracht huizen te ontwerpen voor zes stukken grond. Daarmee kon Wegerif laten zien dat hij niet alleen meesterlijk kon ontwerpen voor een individuele opdrachtgever met veel geld, maar evengoed mooie en praktische huizen kon bedenken voor een markt van anonieme kopers.(11)
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Noten

1. H. Thomas, Architectuur als beschavingsideaal. Het bezield modernisme van A.H. Wegerif (diss. TU Delft), Delft 2014, pp. 94, 102, 415-416.
2. Thomas 2014 (zie noot 1), p. 94.
3. www.Indisch4ever.nl.
4. Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum, Bevolkingsregister.
5. A.H. Wegerif, Van bouwen en wonen, Rotterdam 1924, pp. 18-20.
6. Wegerif 1924 (zie noot 5), pp. 33-35.
7. Wegerif 1924 (zie noot 5), pp. 37-52.
8. Wegerif 1924 (zie noot 5), p. 122.
9. Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum, online beeldbank: www.gooienvechthistorisch.nl.
10. Wegerif 1924 (zie noot 5), p. 122.
11. Thomas 2014 (zie noot 1), p. 105.

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Blijf op de hoogte via e-mail

Vul uw e-mailadres in om bericht te krijgen bij nieuwe blog- en nieuwsberichten op deze website.

Oude foto van het huis De Bijenschans gezien vanaf de achterkant aan de Hoorneboegse heide (A.H. Wegerif, Van bouwen en wonen, Rotterdam 1924).

De achterzijde van het huis De Bijenschans gezien vanaf de heide (foto BMBeeld 2015).

Oude foto van de voorzijde van het huis De Bijenschans gezien vanaf de Sparrenlaan in Hilversum (A.H. Wegerif, Van bouwen en wonen, Rotterdam 1924). Het pannendak is hier nog aanwezig en het hoekpaviljoen aan de oostkant is nog niet uitgebouwd tot carport.

Het kinderboek Het Indische nichtje geschreven door Tine de Kruijff-Gobius in 1900 is in diverse drukken voorzien van tekeningen door de kunstenaar L.W.R. Wenkebach; hier het omslag met het pruilende nichtje Tilly, wat uitgezakt op een stoel.

Portretfoto van de architect Henk Wegerif (Het Nieuwe Instituut Rotterdam WEGZ).

Plattegrond begane grond huis De Bijenschans, situatie 1917 (tekening op schaal Jeroen van den Biggelaar). Legenda: 1. Vestibule; 2. a en b Toilet; 3. Ontvangsthal; 4. Cosy corner en hoofdtrappenhuis; 5. Woonkamer; 6. Wandelgang; 7. Speelkamer; 8. Ontbijtkamer; 9. Pantry; 10. Gang en diensttrappenhuis; 11. Keuken; 12. Provisie; 13. Portaal; 14. Dienstbodetoilet; 15. a en b Bergplaats; 16. Fietsenberging; 17. Tuinhuis.

Plattegrond eerste verdieping huis De Bijenschans, situatie 1917 (tekening op schaal Jeroen van den Biggelaar). Legenda: 1. Hoofdtrappenhuis; 2. Doka; 3. Overloop, gang en corridor; 4. Naaikamer en diensttrap; 5. Kamer dochter; 6. Kamer zoon; 7. Kamer zoon; 8. Badkamer; 9. Logeerkamer; 10. Kamer mevrouw; 11. Badkamer mevrouw; 12. Garderobe mevrouw.

Plattegrond zolderverdieping huis De Bijenschans (tekening op schaal Jeroen van den Biggelaar). Legenda: 1. Hoofdtrappenhuis; 2. Slaapkamer dienstbode; 3. a, b en c Bergruimte; 4. Kamer jufvrouw; 5. Kamer jufvrouw; 6. Zolder.

Plattegrond kelder huis De Bijenschans, situatie 1917 (tekening op schaal Jeroen van den Biggelaar). Legenda: 1. Diensttrap en gang; 2. Verwarming; 3. Brandstoffenkelder; 4. Provisie.

Voorgevel van het huis De Bijenschans (foto BMBeeld 2015).

Dames en herentoilet gezien vanuit de vestibule (foto BMBeeld 2015).

Tochtpui gezien richting de voordeur (foto BMBeeld 2015).

Ontvangsthal gezien naar de cosy corner onder het hoofdtrappenhuis (foto BMBeeld 2015).

Inglenook gezien vanuit de woonkamer richting de deur naar de halfopen wandelgang (foto BMBeeld 2015).

De achterzijde van het huis De Bijenschans genomen richting het noordoosten met links de voormalige speelkamer (foto BMBeeld 2015).

Dienstingangen aan de straatzijde met een luikje tussen de beide deuren waarin blokken ijs gestort konden worden voor de koeling van bederfelijke levensmiddelen. Het luikje kwam uit in een kast in de pantry (foto BMBeeld 2015).

Naaikamertje gezien richting de diensttrap (foto BMBeeld 2015).

Het hoofdtrappenhuis(foto BMBeeld 2015).

De vestibule gezien naar de voordeur met glas in lood in de omlijsting (foto BMBeeld 2015).