Villa Koningshof door Abraham Salm
08/01/2017 door Esther de Haan
Downton Abbey in Overveen: wonen met personeel
Geschiedenis van de buitenplaats
De geschiedenis van de gronden van de Koningshof gaat terug tot de 17de eeuw. In de buurt van de huidige villa Koningshof stond een hofstede waarvan het grondgebied waarschijnlijk in 1652 werd gekocht door de eigenaar van Elswout, Carl du Moulin, die het terrein vervolgens steeds uitbreidde. De gronden danken de naam ‘Koningshof’ wellicht aan de eigenaar van een verdwenen boerderij uit 1745: Jan Hendrik Koning.
De huidige villa Koningshof in Overveen werd gesticht in de jaren 1898-1900 door het echtpaar Johannes Luden (1857-1940) en Mathilde Luden-Van der Vliet (1857-1942). Mathilde was een van de erfgenamen van de familie Borski die al ruim een eeuw eigenaar was van het enorme duingebied in Zuid-Kennemerland dat zich uitstrekte van Haarlem tot Zandvoort. Op de duingronden lagen landerijen en buitenplaatsen alle in het bezit van de familie Borski. De Koningshof maakte deel uit van het zeer omvangrijke grondgebied van landgoed Elswout waarvan de gelijknamige buitenplaats Elswout uit de 17de eeuw de kern vormde.
De Amsterdamse architect Abraham Salm (1857-1915) kreeg in 1898 de opdracht een villa met dienstgebouwen te bouwen voor het gezin en zijn personeel. Zowel bij Johannes Luden als bij de familie van zijn vrouw Mathilde van der Vliet was Abraham Salm een goede bekende. De vader van Abraham Salm, G.B Salm, had voor het familiebedrijf Van der Vliet & De Jonge: ‘De IJzerstaven’, al meerdere pakhuizen in Amsterdam gebouwd. Mevrouw J.J. van der Vliet-Borski, de moeder van Mathilde, droeg Salm als architect voor en financierde de aanleg van villa Koningshof. Zij zou in 1900 hetzelfde doen voor haar andere dochter waarvoor zij de eveneens door Abraham Salm ontworpen villa Lindenheuvel bekostigde.
Toen de villa klaar was legde Leonard Springer (1855-1940) een geometrische tuin aan op de nog ongecultiveerde duingrond. Daaromheen werd een landschappelijk parkbos met een open weide, vrijstaande boomgroepen en slingerende paden ontworpen. Springers’ geometrische tuin is helemaal verdwenen, net als het later, in 1919, door Dirk Frederik Tersteeg (1855-1942) ontworpen rosarium vlakbij het huis. Springer maakte de villa tot visueel middelpunt van het park, waar alle zichtlijnen samenkomen. Hij ontwierp de tuin echter zo dat de villa ietwat gedraaid ligt ten opzichte van de belangrijkste zichtassen waardoor het enigszins bescheiden oogt en lijkt alsof het terloops in het landschap is neergezet.
Mathilde Van der Vliet trouwde in 1882 met bankier Johannes Luden. Het paar woonde vanaf 1884 op Herengracht 460 en kreeg daar vier kinderen, Johanna Jacoba (1883), Hendrik (1885), Marie Louise (1887) en Jan Anton Willem (1891).(1) Bankier Johannes Luden was gepromoveerd jurist en maakte een prachtige carrière als firmant bij de banken Van Loon en Hope & Co, als waarnemend directeur van de Rente Cassa en meer dan dertig jaar als president-commissaris bij de Nederlandse Bank. Voor Mathilde, geboren en getogen op villa Duinlust dat deel uitmaakte van het familielandgoed Elswout, lonkte het permanente buitenleven in Kennemerland. Zij had ongetwijfeld een stem in het bepalen van de locatie voor villa Koningshof, gelegen naast haar ouderlijk huis. In 1900 vertrok het echtpaar met de vier kinderen en een inwonend achternichtje uit Amsterdam en vestigde zich permanent in villa Koningshof. Luden reisde voor zijn werk als bankier dagelijks op en neer naar Amsterdam.(2)
Het gezin heeft tientallen jaren in de villa gewoond. Het jongste kind van het echtpaar Luden-Van der Vliet, Jan Anton Willem Luden, is er tot zijn dood in 1962 blijven wonen. Luden liet het huis, de bijgebouwen en de gronden na aan Vereniging Natuurmonumenten, die het huis liet restaureren maar de gronden decennialang als natuurgebied beheerde waardoor de Springer-tuinen en parkbosaanleg zo goed als verdwenen. Nadat het huis tien jaar verhuurd was geweest als kantoor voor het Nederlands Filmmuseum, heeft Natuurmonumenten het huis enkele jaren geleden verkocht aan de huidige eigenaren. Zij hebben met veel gevoel voor het bijzondere ontwerp van Salm de villa gerestaureerd. Natuurmonumenten is sinds een aantal jaren bezig een herstelplan van de tuin- en parkaanleg uit te voeren dat bepaalde elementen van de oorspronkelijke aanleg weer in ere herstelt.
Ligging en ontwerp
Villa Koningshof vormt samen met haar bij- en dienstgebouwen de kern van een ruim 200 hectare groot landgoed. De duingronden worden begrensd door de Bentveldseweg aan de zuidzijde en de Duinlustweg aan de oostzijde.(3) De villa wordt ontsloten door een gebogen oprit die vanaf de Duinlustweg door het bos naar het huis voert. Achter de toegangspoort staat de portierswoning en halverwege de toegangsweg staat het koetshuis, met op de eerste verdieping de koetsierswoning. Hierachter bevinden zich een paardenstal en garagegebouw. De oprit eindigt in een klein draaiplein voor het hoofdgebouw. De villa ligt wat hoger, tegen de oplopende duinrand aan, midden in het oude duinlandschap. In 1900, vlak na de oplevering, lag de villa in het nog kale duingebied. Inmiddels is het geboomte zo hoog dat de villa vanaf de weg onzichtbaar is, aan het oog onttrokken door hoog opgaand duinbos. Aan de tuinzijde heeft de villa hoge en brede gras- en bloemborders die het huis van een groene plint voorzien. Hiernaast ligt, oostelijk van de villa een grote weide, beheerd als hooiland, met daarop twee fraaie boomgroepen. De open ruimte wordt omzoomd door het parkbos. Vanuit de villa leiden meerdere zichtassen de blik over het hooiland en open grasland, de parkbossen in.
De puissant rijke Amsterdamse bankiersfamilie Luden-Van der Vliet voerde een grootse op het Engelse landleven geïnspireerde staat. Dit kon alleen maar gerealiseerd worden met de ondersteuning van veel personeel. Naast het personeel dat in de villa zelf werd ondergebracht, verschaften dienstwoningen onderdak aan portiers, jachtopzieners en chauffeurs. Garages en stallen huisvestten paarden en auto’s. Salm ontwierp in de jaren 1900-1910 dan ook talloze bijgebouwen bij de villa. Een koetshuis met koetsierswoning, een portierswoning en een dubbele dienstwoning, een duinwoning en een dubbele dienstwoning voor de jachtopzieners: ze vertonen allen dezelfde stijlkenmerken als het hoofdhuis geïnspireerd op de Engelse landhuisstijl.Ten slotte werden bij het huis rond 1910 nog een verwarmde fietsenstalling, een carport en een rustiek tuinhuisje gebouwd.
Net als in Engeland groeide aan het begin van de 20ste eeuw de behoefte aan een informeler huis bij de nieuwe rijke bankiers en ondernemers die in Kennemerland neerstreken. Een aangename, romantisch ogende villa in het duingebied waarin de bankier kon leven als een Engelse ‘country gentleman’ werd het ideaal.(4) Salm ontwierp villa Koningshof dan ook in speelse, schilderachtige, asymmetrische Engelse landhuisstijl met markante elementen zoals een torentje, veranda’s, erkers en balkons, gevarieerde bouwvolumes, een complexe samengestelde dakvorm met verschillende kappen met dakkappellen, karakteristieke schoorstenen en nokbekroningen. Villa Koningshof is net als de dienst- en bijgebouwen opgetrokken uit felrode baksteen en met rode dakpannen gedekt.
De plattegrond van het huis is L-vormig en bestaat uit twee aan elkaar verbonden vleugels waarbij de dienstvleugel haaks op de woonvleugel staat. De villa heeft twee verdiepingen, een zolder en een kelder. De voorzijde van het huis uitkijkend over het parkbos is op het noordwesten gesitueerd. De entree, de hall en de dienstvleugel zijn aan deze zijde van het huis ondergebracht. De rest van de woonvertrekken, de herenkamer, de salon, de eetkamer en de beide veranda’s liggen op het zuidoosten aan de achterzijde van het huis en kijken uit over de tuin, de weide en het parkbos. De hoofdvorm van het exterieur en interieur van villa Koningshof zijn sinds de bouw niet noemenswaardig veranderd. De huidige eigenaren hebben de veranda’s die in latere tijd waren dichtgezet, weer open gemaakt. Ook hebben zij enkele aanpassingen gedaan in het interieur, met name in het keukendeel, waarbij de plattegrond bijna volledig intact bleef.
Villa Koningshof was toen het in 1900 werd opgeleverd bijzonder luxueus uitgevoerd. Er was warm en koud stromend water, een grote ketelinstallatie voor de centrale verwarming en vloerverwarming in de eetkamer, elektriciteit in het hele huis en een donkere kamer voor het ontwikkelen en afdrukken van foto’s. Ook was er een ingenieus systeem van binnenluiken die vanuit de raamsponning konden worden uitgetrokken of gerold. Twee lichtschachten voorzagen de overloop op de etage van daglicht. Ook de voorzieningen voor het personeel dat een badkamer en eigen verwarmde vertrekken tot zijn beschikking had, waren voor de tijd buitengewoon comfortabel.
Abraham Salm
De architect van de Koningshof, Abraham (Bram) Salm, bewoog zich in het circuit van Amsterdamse kooplieden, industriëlen en bankiers evenals zijn vader, de architect G.B. Salm (1831-1897) met wie hij vanaf de jaren 1870 nauw samen werkte en wiens praktijk hij na diens overlijden overnam.(5) Ze werkten voornamelijk in Amsterdam, maar ook elders, onder meer in Hilversum, waar de familie een buitenhuis bezat.
De werkzaamheden voor het Genootschap Natura Artis Magistra in Amsterdam resulteerde in vele gebouwen waaronder een van de meest bekende ontwerpen: het Aquariumgebouw aan de Plantage Middenlaan. De naam van het architectenbureau G.B. & A. Salm GBzn is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van de Plantage. Zelf woonde vader Salm aan de Plantage Middenlaan nr. 25. Bram Salm vestigde zich na zijn terugkomst uit Parijs in 1880 op nr. 78.
Salm studeerde enige jaren in Parijs aan de ‰cole des Beaux-Arts en stond bekend om zijn uitstekende beheersing van verschillende bouwstijlen. Hij combineerde in zijn gebouwen een pragmatische opzet en uiteenlopende stijlen met een rijke ornamentering. Zijn doorbraak als zelfstandig architect maakte Salm met een serie herenhuizen aan de Weesperzijde (1886-1887) waarvan hij zelf het middelste huis betrok samen met zijn vrouw Pé Doijer met wie hij in 1882 in het huwelijk was getreden.
Zoals zijn vader een patent gehad lijkt te hebben op het bouwen van suikerraffinaderijen, zo bouwde zoon Bram vele sigarenfabrieken. Ook in de villabouw voelde hij zich als een vis in het water. Voor de steenrijke tabaksplanter Jacob Nienhuys bouwde hij een schilderachtige villa in Baarn (1883) en later het stadshuis Herengracht 380-382 (1888 en 1890). Ook voor Elswout zijn tekeningen van zijn hand bekend.
Getuige de ontwerptekeningen die bewaard zijn gebleven van villa Koningshof ontwierp Salm ook een groot deel van de interieurafwerking en inrichting in de salon, de eetkamer, de herenkamer en de slaapkamers, zoals lambriseringen, schouwen, buffetten, keukenkasten en ledikanten. De tekeningen tonen echter veelal een andere uitvoering dan de huidige, overgeleverde interieuronderdelen laten zien.(6) Of de interieurtekeningen van Salm ooit uitgevoerd zijn of later door hem zelf of anderen werden veranderd blijft onduidelijk. Hetzelfde geldt voor de stoffering die Salm op verschillende van zijn tekeningen met name noemde, zoals de ‘heliotrope’ (paarse) zijden stoffering van het echtelijk bed. Of Salm deze stoffering zelf ontwierp of uitkoos bij gerenommeerde stoffenzaken weten we evenmin. Wellicht dat oude foto’s nog uitsluitsel kunnen bieden in hoeverre Salms ontwerpen voor de villa ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Scheiding van bewoners en personeel
Salm heeft een villa ontworpen die er niet alleen uitziet als een Engels landhuis maar ook in de plattegrond de Engelse traditie hoog houdt: het scheiden van woon- en dienstvertrekken is tot kunst verheven. De villa is verdeeld in twee, haaks op elkaar staande vleugels, een voor de woon- en slaapvertrekken van de bewoners en een voor de werkvertrekken en verblijfsruimtes van het personeel. Via een ingenieus stelsel van hoofd- en diensttrappen, gangen en deuren voor respectievelijk de bewoners en voor het personeel werd de privacy van de bewoners gewaarborgd en werden de werkzaamheden en interne logistiek van de dienst uit het zicht gehouden. Het woongedeelte op de begane grond en de verdieping waarin zich het representatieve en besloten familieleven afspeelde, bevindt zich in de rechter vleugel. Het dienstgedeelte, dat zich van kelder tot zolder uitstrekte en waarin de hele bedrijfsvoering van deze voorname huishouding werd georganiseerd is ondergebracht in de linker vleugel. Opvallend is dat het aantal vierkante meters voor het runnen van het huishouden zelfs groter is dan dat voor de bewoners van het huis.
Salm heeft de Koningshof zodanig vormgegeven dat het voeren van een uitgebreide en complexe huishouding geen inbreuk zou maken op het privé karakter en de beslotenheid van het gezinsleven van de Ludens. Het systeem, dat zowel op de begane grond als op de verdieping op bijna identieke wijze is doorgevoerd, visualiseert het leven van een vermogende familie met een klein leger aan personeel.
Ook in de interieurafwerking heeft Salm op subtiele wijze de allure van de woonvleugel -en functionaliteit van de dienstvleugel van elkaar onderscheiden. In het woongedeelte van de Koningshof zijn de vestibule, hall, en het hoofdtrappenhuis afgewerkt met lambriseringen voorzien van een imitatieschildering van tropische houtsoorten. In het dienstgedeelte echter hebben de lambriseringen een veel simpeler houtimitatie van grenen gekregen. Hetzelfde onderscheid paste Salm toe in de vloeren van de verbindingsruimtes. De vloeren in vestibule, hall en gangen in het woongedeelte zijn van diepgeel en steenrood granito, voorzien van een zwart-witte bies met een krul op de hoeken. De granitovloeren in het dienstgedeelte waar slechts het personeel en leveranciers in en uit liepen, zijn eenvoudiger, lichtgrijs en zwart granito, afgezet met een enkele geblokte rand. De granito vloeren in het huis zijn gedeeltelijk origineel en gedeeltelijk opnieuw in de oorspronkelijke kleurstellingen gegoten.
Begane grond
De hoofdentree van het woongedeelte van de villa bestaat uit een overdekt portaal met daarachter een boogvormige ingang met bovenlicht en zijlichten. De voordeur met een gewelfde bovendorpel en glas in lood geeft toegang tot een ruime vestibule, betegeld met een lage, groene tegellambrisering met bruine, gele en beige gebloemde bovenranden. De vestibule geeft via een raampartij uitzicht op de bordestrap zodat het bezoek direct bij binnenkomst de gastvrouw kon gadeslaan als zij de trap afdaalde. Links van de vestibule bevindt zich een grote rechthoekige garderoberuimte met ingebouwde garderobekasten en paneeldeuren. Achter twee van de deuren bevinden zich een wc en een personenlift van de Parijse firma Roux- Combaluzier die rond 1925 in de villa werd aangebracht en van de begane grond naar de zolder loopt. De machinekamer van de lift bevindt zich in de kelder en de lift is nog steeds in bedrijf.(7) De houten lift met origineel bedieningspaneel wordt gesloten met een ijzeren hekwerk. De wc is voorzien van de oorspronkelijk zinken waterbak met houten omkasting en originele trekker en is betegeld met tegels met een blauw bloemmotief. Via een inmiddels verdwenen deur tussen de garderobe en het vertrek van de huisknecht kon deze de vestibule bereiken om de deur te openen en de jassen aan te nemen.
Vanuit de vestibule bieden met glas gevulde, houten vleugeldeuren toegang tot de hall. De vloeiend gebogen vormgeving van de dorpel tussen de deuren en het bovenlicht wordt herhaald in de deuren die toegang geven tot de salon en in de openslaande tuindeuren. Salm heeft door deze herhaling een visuele verbinding gemaakt in de ontvangstrouting naar Engels voorbeeld. Gasten werden vanaf de eerste ontvangst door de huisknecht in de vestibule, via de hall naar de formele ontvangst in de salon geleid. In de salon wachtte men vervolgens tot de knecht de deuren naar de eetkamer opende en men aan tafel werd genood.(8)
Begin 20ste eeuw werd de salon, nog steeds het belangrijkste vertrek voor de ontvangst door de gastvrouw, vaak in ‘vrouwelijke’ neo Lodewijk XVI-stijl vormgegeven. Zo ook op de Koningshof, waar een facetgeslepen spiegel boven de sierlijke marmeren schouw de kamer een schijnbaar grotere diepte geeft. Het bewerkte plafond had verschillende lichtpunten in rozetten die een sfeervolle verlichting gaven.
De eetkamer is gescheiden van de salon door middel van een tussendeur en heeft daarnaast een toegangsdeur vanuit de gang en vanuit de ‘dessertkamer’. Vanuit de dessertkamer kon het personeel de familie en haar gasten bedienen. De drie toegangen demonstreren de ver doorgevoerde scheiding van de wegen van personeel, familie en gasten in een en dezelfde ruimte. Zoals gebruikelijk begin 20ste eeuw werd de eetkamer in neorenaissancestijl ontworpen met notenhouten lambriseringen en een geornamenteerde, notenhouten schouw.
De hoge, rechthoekige hall met de grote bordestrap vormde het knooppunt van het representatieve verkeer dat zich afspeelde tussen de hall en de aangrenzende salon, de herenkamer en de jonge herenkamer. Meerdere keren per dag trok men zich via de grote trap terug op de verdieping om te rusten of zich te verkleden, om via de trap terug te keren naar de hall en afhankelijk van het uur van de dag, in de salon, eetkamer of herenkamer te verblijven. De hall die plaats kon bieden aan vele tientallen mensen deed vanzelfsprekend ook dienst bij officiële ontvangsten en feestelijkheden in familiekring.
De hall is voorzien van een grote omtimmerde ‘inglenook’, een zithoek bij de haard onder een verlaagd plafond (in dit geval een tongewelf), zoals in Engelse landhuizen gebruikelijk was. Het houtwerk van de lambriseringen en paneeldeuren is in twee kleuren gehout. Aan weerszijden van de haard zijn vaste bankjes ingemetseld en zijn twee vensters met glas-in-loodruitjes aangebracht. Achter de vensters bevinden zich houten luiken die het mogelijk maken van deze inglenook een lichte dan wel meer intieme, donkere ruimte te maken.
De hall biedt eveneens toegang tot de herenkamer en de jonge herenkamer die naast elkaar liggen, maar onderling niet zijn verbonden. De herenkamer, het domein van de heer des huizes, had een ‘mannelijk’ karakter uitgedrukt in de neorenaissancestijl. De kamer heeft een monumentale notenhouten schouw met een opstand waarin vitrinekastjes zijn opgenomen met gebogen front en kleine ruitjes. De kamer van de jonge heren is voorzien van een marmeren schouw in neo Lodewijk XVI-stijl met kleine consoles. Het is goed denkbaar dat deze ruimte een rookkamer, biljartkamer of spelkamer is geweest waarin de jonge heren zich konden terugtrekken zonder dat zij overlast gaven bij de rest van het gezin.
Verdieping
De houten bordestrap leidt vanuit de hall naar de verdieping waar de slaap-, kleed- en badvertrekken van de familie waren gelegen aan een lange rechte gang. Ouders en grotere kinderen sliepen naast elkaar in kamers die uitzagen op de tuin. Het echtpaar Luden-Van der Vliet had de grootste slaapkamer tot zijn beschikking. In overeenstemming met de indeling van het Victoriaanse ‘country house’ was deze kamer verbonden met de kleedkamer, annex tweede slaapkamer, van de heer des huizes. In de erker van de ouderlijke slaapkamer stond hoogstwaarschijnlijk, eveneens naar Engels gebruik, de toilettafel van mevrouw opgesteld.
De gouvernante sliep aan de overzijde van de gang aan de voorzijde van het huis. De gouvernante, die de opvoeding van de grote kinderen en de ‘bonne’, het kindermeisje dat de dagelijkse verzorging van de kleine kinderen tot taak had, namen een bijzondere plaats in de huishouding in. Zij vertoefden als enige personeelsleden in dezelfde omgeving als het gezin en aten aan tafel met de kinderen. Zij hadden ook als enigen allebei een slaapkamer op dezelfde verdieping als het gezin Luden-Van der Vliet.
In enkele slaapkamers zijn nog houten en marmeren schouwen aanwezig. De voormalige slaapkamer van de gouvernante heeft nu een hoekige schouw met een bescheiden sierrand, de houten schouw op de slaapkamer van meneer en mevrouw Luden heeft kleine bovenkasten met glazen deurtjes in roedeverdeling.
Bijzonder is de enorme badkuip stammend uit de bouwtijd van het huis, die nog altijd in de badkamer staat. De emaille kuip voorzien van een grijs gemarmerde beschildering aan de buitenkant, staat weliswaar niet meer op zijn originele plaats in de badkamer, maar rust nog steeds in de oorspronkelijk zinken bak die lekkage moest voorkomen.
Aan het einde van de gang lag de slaapkamer van ‘het jonge kindje’ die was verbonden met de slaapkamer van het kindermeisje. Links daar achter begon het dienstgedeelte van de verdieping. Aan weerszijden van de dienstgang lagen een linnenkamer, provisiezolder en toiletruimtes van het personeel evenals een kleine zitkamer voor het personeel. Deze kamer heeft nog een kleine schouw voorzien van een doorlopende betegeling in een decor met aardbeienmotief. In de linnenkamer stonden de kasten met stapels gevouwen linnengoed dat op zolder werd gedroogd. De voorraadzolder, waarvan de houten kapstructuur nog intact en zichtbaar is, werd gebruikt als opslag van grote voorraden van bijvoorbeeld meel en aardappels; de voorraden konden door middel van een hijssysteem via een klein balkon, de zolder op worden getakeld.
Dienstvleugel en zolder: wonen met personeel
Zoals prachtig gevisualiseerd in de Britse dramaserie ‘Downton Abbey’ bestond er in een groots huishouden een sterke hiërarchie tussen de verschillende personeelsleden; zo ook op de Koningshof. De relatie tot de familieleden speelde daarbij een grote rol. Hoogst in rang was de rentmeester, de vertrouweling van de heer des huizes, laagst in rang de onderkeukenmeid of onderwerkmeid die uiterst zelden een lid van de familie zag. Daarnaast had mannelijk personeel sowieso meer status dan vrouwelijk personeel (uitgezonderd de gouvernante); zij verdienden meer en waren duurder gekleed, in uniform of livrei. Personeel werd geacht in de dienstvertrekken te blijven en zich alleen op afgesproken momenten te vertonen in woon- of slaapvertrekken van de familie of wanneer ze via het bellensysteem werden ontboden.
Volgens overlevering bestond het personeel uit twee meiden in de keuken, verantwoordelijk voor de maaltijden. Twee binnenmeisjes hielden het huis schoon, deden bestellingen bij winkeliers, verzorgden de was, het verstel- en naaiwerk en het opnemen van de telefoon. De huisknecht van het echtpaar, onder meer belast met het ontvangen van het bezoek, was het hoogst in rang van de huishouding en de ‘baas’ van al het personeel. Een eigen kamer in de dienstvleugel op de begane grond stond tot zijn beschikking. Een vertrouwelijke positie vervulde de kamenierster die in een van de dienstbodekamers op zolder verbleef en mevrouw Luden dagelijks hielp met kleden en kappen. Een aparte categorie vormde, zoals eerder vermeld, de personeelsleden die zich bezighielden met de opvoeding en verzorging van de kinderen.
Buiten de villa woonde de koetsier met zijn gezin in de koetsierswoning en de chauffeur met zijn gezin in de chauffeurswoning. Een palfrenier en stalknecht, eveneens woonachtig op het terrein van de villa, assisteerden de koetsier bij zijn werkzaamheden. Een jachtopziener woonde met zijn gezin in het jachtopzienershuis op het terrein. Vier man tuinpersoneel zorgde voor de omringende tuinen.
Na binnenkomst via de dienstingang lagen, op het noorden, het washok en de kookkeuken, het domein van het vrouwelijk personeel. Het eerste vertrek, het washok heeft waarschijnlijk dienstgedaan als een bijkeuken waar potten en pannen werden gewassen, evenals groenten en waar vis en vlees werden geprepareerd. De extra deur naar buiten voorkwam dat er vuil en aarde in de dienstgang terecht kwamen. In de kookkeuken is nog een grote schouw met een betegelde achterwand aanwezig evenals de keukenkasten die een gehele wand vullen van vloer tot plafond. In de dessertkamer werd serviesgoed gewassen en opgeborgen in de kasten waarvan nog enkele aanwezig zijn. De provisiekasten stonden in de provisiekamer, allemaal voorzien van decoratieve ontluchtingsroosters in de vorm van een rozet. In de dessertkamer die tevens toegang gaf tot de eetkamer werd het eten klaargezet voorafgaand aan de maaltijden. Meteen rechts na binnenkomst in de dienstvleugel lag de eetkamer van het personeel met daaraan grenzend de dienstbode wc en de poetskamer, domein van de huisknecht waar ’s middags het koper, zilver en tin en de schoenen en laarzen van de familie weren gepoetst.
De zolder tenslotte wordt bereikt via het diensttrappenhuis dat bovenin eindigt in een houten ombouw met vensterglas die de hele trap omsluit. Een deur in de ombouw geeft toegang tot de zolder. De functie van deze ombouw is vermoedelijk om te voorkomen dat de kou van de onverwarmde zolder naar de verdieping zou trekken.
Op de enorme zolder van het huis, waren naast een grote open ruimte die hoogstwaarschijnlijk als droogzolder in gebruik was, drie ruime slaapkamers, een wc, een badkamer met bad en een kleine keuken ter beschikking van het personeel. Waarschijnlijk was er ook een ruimte in gebruik als tweede linnenkamer voor grote en minder vaak gebruikte stukken. Ook was er een kamferkamer voor het opslaan van onder andere bontjassen en een donkere kamer. Twee van de oorspronkelijk zeven afgetimmerde ruimtes met ingebouwde kasten onder de dakspanten, zijn in hun oorspronkelijke vorm nog aanwezig. Evenals de donkere kamer die, voorzien van met zink beklede wastafels en lichtwerende luiken, bijna geheel intact is.
Het diensttrappenhuis eindigt in de kelder van het huis waar zich de stookruimte, de kolenkelder, de machinekamer van de lift, de wijnkelder en de provisieruimte bevonden, welke ruimtes echter grotendeels zijn verdwenen.
In deze complexe plattegrond van de villa vormde de dienstgangen en de diensttrap die vanaf de dienstvleugel op de begane grond, via de verdieping naar zolder loopt, de ruggengraat die zorgde dat het personeel haar taken uit kon voeren zonder de familie en gasten te hinderen. De dienstrap bracht het kamermeisje of de knecht naar het vertrek op de verdieping waar zijn of haar aanwezigheid gewenst was. Het op zolder gedroogde linnengoed, kon via de dienstgang in de linnenkamer op de verdieping worden opgeborgen en vanuit daar door de dienstmeiden naar de verschillende kamers worden gebracht. Dit alles zonder gadegeslagen te worden door de familie of gasten.
Het werven van personeel
Het vinden van het juiste personeel was een taak van zowel de heer als de vrouw des huizes. Hoe moeilijk het was goed en betrouwbaar personeel te krijgen tonen de vele advertenties die het echtpaar Luden tussen 1900-1910 voor verschillende personeelsleden plaatste.(9) Dat de Victoriaanse scheiding der sexen ook hier is doorgevoerd blijkt uit het feit dat advertenties voor mannelijk personeel zoals huisknecht, koetsier, palfrenier en stalknecht werd gevraagd te reageren bij de heer des huizes. De talrijke advertenties voor linnenmeid, kamenierster, keukenmeid, onder-keukenmeid, werkmeid en onder-werkmeid dienden geadresseerd te worden aan mevrouw Luden. Overigens moest al het personeel op de Koningshof van protestantse huize zijn, getuige de afkorting P.G. (Protestants Gezind) die in elke gepubliceerde advertentie als vereiste werd vermeld. In de loop van de 20ste eeuw werd het steeds lastiger huispersoneel te vinden. Vooral de dienstverlenende sector vroeg om steeds meer vrouwelijke werkkrachten en de meeste meisjes zaten liever op kantoor en leerden, dan dat zij eindeloze werkdagen als dienstbode sleten.
Dat de familie Luden vanzelfsprekend ook gehecht raakte aan personeel dat langdurig in dienst was wordt geïllustreerd door een jubileumbijeenkomst die werd georganiseerd in 1940 bij het veertig jarig dienstverband van de heer Tesselaar, chauffeur van de familie. Ook na zijn pensionering bleef hij tot zijn dood op de Koningshof wonen in de dienstwoning die hij in 1900 had betrokken.(10) Zo kon de scheiding van bewoners en personeel ook uitgroeien tot een levenslange verbondenheid met elkaar.
- Zie voor de beschrijving van het Amsterdamse huis op Herengracht 460, het huizenportret op deze website.
- Gegevens over de bewoningsgeschiedenis en het gebruik van villa Koningshof werden ontleend aan: Masterplan Koningshof, 2005; Architectenbureau Fritz, Bussum; M. Fritz, ‘De kamer blijft precies hetzelfde, zij ziet er alleen anders uit, over het landhuis Koningshof als bron bij restauratie’, Jaarboek Cuypersgenootschap, Rotterdam 2000, pp. 50-59; en een gesprek met de huidige bewoonster van de villa dat plaatsvond op 13 april 2016. Zie over de vroegste aanleg van Elswout: I. Groeneveld, ‘What’s in a name? Nieuw licht op Moulins hofstede, de vroegste aanleg van buitenplaats Elswout te Overveen’, Bulletin KNOB 111 (2012) 2, pp. 111-125.
- Gegevens over ligging en tuin- en parkbosontwerp werden ontleend aan: Cultuurhistorische analyses, waardestelling en visie Koningshof te Overveen; SB4 bureau voor historische tuinen, parken en landschappen, Wageningen 2003.
- Gegevens over het leven in het Engelse landhuis aan het begin van de 20e eeuw werden ontleend aan M. Girourard, Life in the English Country House, London 1978, pp. 299-318.
- Kuyt, N. Middelkoop en A. Van der Woud, GB. Salm & A. Salm GBzn. Bouwmeesters van Amsterdam, Amsterdam/Rotterdam 1997, pp. 17-28 en 121-122.
- Gegevens over het ontwerp en de plattegronden van villa Koningshof door Abraham Salm werden ontleend aan Stadsarchief Amsterdam, archiefnummer 1315 en aan het bouwdossier van villa Koningshof, ondergebracht bij de Gemeente Bloemendaal.
- Rijksmonumentenbeschrijving nr. 511085.
- Gegevens over het leven en de gebruiken in de grote huishoudens eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw werden ontleend aan: I. Groeneveld, Borski Bouw, de opdrachten van een bankiersgeslacht voor de villa’s Duinlust, Elswout en Hydepark (1881-1889): Doctoraalscriptie Vrij Universiteit Amsterdam, Amsterdam 2004; I. Montijn, Leven op Stand 1890-1940, Amsterdam 2003, p. 211-244; I. Montijn, Hoog Geboren, 250 jaar adellijk leven in Nederland, Amsterdam 2012, pp. 278-285.
- Delpher.nl.
- Delpher.nl.