Hoe het begon……
05/06/2015 door Barbara Laan
In 2006 is de Stichting Historische Interieurs in Amsterdam opgericht om onderzoek te doen naar woonhuizen uit de 19de en 20ste eeuw. Vooral over de interieurs van deze huizen was nog maar weinig bekend en veel betimmeringen, glas in lood en andere afwerkingen verdwenen in de container. Om kennis te verzamelen en bewustzijn te kweken zijn wij begonnen met een onderzoeksproject in Amsterdam Zuid met studenten van verschillende opleidingen. Het eindresultaat van dit onderzoeksproject bestond uit een brochure voor bewoners met tips en trucs, een boekje met huizenportretten en een overzichtswerk over wonen in een monumentaal huis.
Momenteel zijn wij een onderzoek aan het opstarten naar historische woonhuisinterieurs in drie regio’s: het centrum van Amsterdam en de forensengemeenten in het Gooi en Zuid-Kennemerland. Waarom deze regio’s? Dat leggen we graag even uit.
Amsterdamse families trekken sinds eeuwen in de zomermaanden naar buiten. Zij lieten zomerverblijven bouwen en exploiteerden de grond. Het zand dat een aantal rijke Amsterdammers liet afgraven in ‘s-Graveland vond een nuttige bestemming bij de aanleg van de grachtengordel. De landgoederen en buitenplaatsen waren via het water en per koets bereikbaar wat ongeveer een halve dag in beslag nam. In de 19de eeuw verbeterde de transportmogelijkheden aanzienlijk. In 1874 werd bijvoorbeeld de spoorlijn aangelegd naar Amersfoort via de plaatsen Naarden-Bussum en Hilversum. Al snel volgde de tramverbinding vanuit Amsterdam via Muiden en Naarden naar Laren (1881-1882).
Wat aanvankelijk zomerverblijven waren voor zogenaamde tijdelijk ‘opgezetenen’, werden na verloop van tijd steeds vaker permanent bewoonde huizen van ‘ingezetenen’. Sommige Amsterdammers gingen forenzen terwijl anderen in het centrum van de stad bleven wonen en hun grachtenhuis lieten aanpassen aan de nieuwe mode en het eigentijdse comfort.