Huis The Golden West door Theo Rueter

25/09/2015 door Marlieke Damstra

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Oost west, thuis best

Aan de Noolseweg in Blaricum ligt het huis ‘The Golden West’, in 1927 ontworpen door de architect Theodor Wilhelm Rueter (1876-1963). Rueter vestigde zich al aan het begin van zijn carrière in Blaricum waar hij in 1901 zijn eigen woning bouwde met kantoor aan huis: het buurhuis van The Golden West.(1) Hij kreeg veel opdrachten in Blaricum, Laren en andere plaatsen in het Gooi. Naast koloniehutten en atelierwoningen bestaat zijn oeuvre voor een groot deel uit grote en kleinere landhuizen die zich natuurlijk voegen in het landschap vanwege de verwantschap met de traditionele plattelandsarchitectuur uit de regio. Zijn bakstenen huizen met rieten kappen of pannendaken, houten elementen en gekoppelde vensters met kleine ruitjes doen denken aan oude Gooise boerderijen. Samen met de Larense architect Wouter Hamdorff zou Rueter zich sterk maken voor dit type architectuur in de plaatselijke schoonheidscommissie die zowel Laren als Blaricum tot werkgebied had.

 

De opdrachtgevers

Het huis is ontworpen voor de weduwe A.M. de Lange Gouda en mevrouw J. d’Amaloy Molière beiden uit Bloemendaal. Op het schetsontwerp staan de namen van beide vrouwen vermeld, waaruit kan worden afgeleid dat ze samen opdrachtgever zijn geweest. Uit de adreskaart bleek echter dat ze niet zelf op dit adres hebben gewoond. Mevrouw De Lange Gouda stond ingeschreven op Noolseweg 9. Waarschijnlijk hebben zij het huis als belegging laten bouwen, zoals in deze tijd wel vaker gebeurde. Helaas is de achtergrond van de dames onbekend. Wel weten we dat Louise d’Amaloy Molière Gouda veel liefdadigheidswerk heeft gedaan in Bloemendaal. Zo was zij penningmeester van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies.(2) De huidige eigenaren van het huis vertelden dat de vrouwen onder andere in Californië zouden hebben gewoond, maar dat kan op dit moment niet worden nagegaan. Wel zou het de naam van het huis ‘The Golden West’ kunnen verklaren. Misschien beleefden de dames gouden tijden daar in Californië.

 

Theo Rueter

Theo Rueter was in de jaren ’20 juist meer door het Oosten geïnspireerd geraakt. In 1922 maakte hij een bootreis naar toenmalig Nederlands Indië waar hij onder meer Java aan deed. In zijn verzameling ansichtkaarten van gebouwen en landschappen bevindt zich een foto van de voormalige Technische Hoogeschool in de stad Bandung op west-Java. Dit gebouw van de architect H. Maclaine Pont uit 1918 toont de typische dakconstructie van de inheemse architectuur van het Maleise volk de Minangkabau. Kenmerkend is de stapeling van dakvlakken met nokken die opwippen aan de uiteinden.(3) In Rueter’s ontwerptekeningen uit de periode na zijn Indische reis komt deze dakvorm regelmatig terug. Afgezien van het huis The Golden West, vertonen ook het huis De Merelhof (1927-1928) en atelierwoning De Kanteclair (1930), beide in Blaricum, dit bijzondere silhouet.
Theo Rueter was opgegroeid in een creatief gezin: zijn vader Georg Heinrich Christian Rueter was lithograaf en de latere directeur van de drukkerij van de Gebroeders Braakensiek in Amsterdam. Theo’s broer Georg werd beeldend kunstenaar en zijn jongere broer Gustaaf werd meubelmaker.(4)
Ook Theo werd als meubelmaker opgeleid en wel aan de ambachtsschool in zijn toenmalige woonplaats Amsterdam. Daarna ging hij in de leer bij de architect C. B. Posthumus Meyjes sr. (in 1895), waar hij voor het eerst in contact kwam met het architectenvak.(5) Ook volgde hij in deze periode de cursus tekenen, kunstgeschiedenis en schoonheidsleer bij K.P.C. de Bazel en J.L.M. Lauweriks  aan de theosofische Vahana-school in Amsterdam. Daar leerde hij ontwerpen naar oude Egyptische en Indische voorbeelden.
Terug uit Indië raakte Rueter beïnvloed door de bouwstijl van de architecten van de Amsterdamse School. Hij combineerde vormen uit Indië met de expressionistische vormentaal die in de eigentijdse architectuur van de jaren ’20 opgang maakte. Niet zozeer de plastische richting, maar meer de vlak-decoratieve aanpak heeft Rueter aangesproken, gezien zijn gretige gebruik van versieringen in laag reliëf.

 

De Gooise boerderij

Maar in de eerste plaats liet Rueter zich inspireren door de oude plattelandsarchitectuur uit zijn eigen land: eenvoudige boerderijen en daglonershuisjes uit de streek waar hij zich had gevestigd. Het Gooise boerderijtype is een langgerekt gebouw met een zadeldak, een woongedeelte aan de voorzijde en de ruimtes voor het boerenbedrijf aan de achterkant. De hooiwagens konden naar binnen via hoge deuren in de zijgevel. Het rieten dak vertoont daar de karakteristieke welving waarmee dit boerderijtype zich onderscheidt van andere typen.(6)
Ook het Gooise landschap was voor Rueter belangrijk. Hij was van mening dat goede architectuur rekening houdt met de omringende natuur. Hij vond het zijn plicht om zijn ontwerpen te laten aansluiten bij het licht heuvelachtige,  Gooise landschap. Kenmerkend voor dit landschap was in zijn tijd, nog meer dan tegenwoordig, het open terrein met grasland en heidegebieden omgeven door bebossing. Dit zogenaamde coulissenlandschap is een halfopen landschap dat door beplanting en bebouwing lijkt op een toneel met coulissen.
Rueter speelde graag met de wisselwerking tussen natuur en architectuur en was een echte ambachtsman. Hij gebruikte bij voorkeur inheemse bouwmaterialen en -technieken.(7) In 1926 schreef hij in het tijdschrift Bouwen: ‘Een manier van bouwen die met name door de harmonie tussen mensenwerk en natuurschoon de grootste schoonheidsontroering kan geven.'(8)
De genoemde invloeden komen terug in het huis The Golden West. Het huis is opgetrokken uit baksteen en heeft een aantal kenmerken ontleend aan de inheemse boerderijbouw zoals houten luiken en gepotdekselde delen, ramen met roedeverdeling en natuurlijk het glooiende, rieten dak. Het dak heeft een onregelmatige hoofdvorm met dwars op elkaar geplaatste nokken met vorstpannen en opwippende uiteinden. Op diverse plaatsen aan de gevels en de geveltoppen is deels gepotdekseld, houten beschot aangebracht. De welvingen in het rieten dak boven diverse vensters verwijzen naar het Gooise boerderijtype.
Net als veel architecten van de Amsterdamse School boetseerde hij The Golden West als kleimodel (in plaats van als maquette van karton of hout) zodat de plasticiteit van het ontwerp beter tot zijn recht kon komen. Het model wordt zorgvuldig door de eigenaren van het huis bewaard sinds de dag dat een vorige eigenaar het onverwacht kwam langsbrengen. Bijzonder decoratief is de spitsboogvormige, houten toegangsdeur aan de oostzijde van het huis die rijk is versierd met robbelrandjes en houten profielen. Ook de golvende versiering in de deuromlijsting en het smeedwerk van het deurraampje is uitbundig te noemen.

 

Plattegrond

De plattegrond daarentegen is eenvoudig en functioneel van opzet waarbij de kamers rondom een centrale hal zijn gegroepeerd. Hoewel het huis relatief weinig vertrekken heeft, zijn alle kamers aanwezig die nodig zijn om een goed functionerend huishouden te kunnen runnen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een salon ontbreekt. Na de Eerste Wereldoorlog gold in architectenkringen het credo: ‘het moet op den voorgrond staan dat het huis er is voor de bewoners en niet de bewoners er zijn voor het huis.'(9) Gasten werden steeds vaker ontvangen in de comfortabele woonkamer in plaats van in een representatieve salon. De ruimte die voorheen was gereserveerd voor de salon, werd nu aan de woonkamer toegevoegd en in kleinere huizen gewoon weggelaten. De Engelse woonhall nam in sommige gevallen de representatieve functie van de salon over. Dan was het wel noodzakelijk dat deze ruimte niet primair nodig was als verkeersruimte en dat deze liefst niet direct in verbinding stond met het trappenhuis.(10)
Bij The Golden West is de centrale hal imponerend genoeg, verwarmd door middel van een radiator en ruimtelijk duidelijk afgescheiden van het trappenhuis. Toch is het niet waarschijnlijk dat het de bedoeling was dat gasten er langere tijd verbleven; er is dan geen sprake van een typisch Engelse ‘woonhall’, eerder van een ontvangsthal. Dat heeft alles te maken met het ontbreken van een open haard  als symbolisch middelpunt en vooral de afwezigheid van een plaats in de ruimte waar een zitje geplaatst kan worden.(11) De hal van The Golden West staat in verbinding met de woonkamer en de eetkamer via enkele deuren, geen dubbele; een teken dat een dansparty waarbij een serie vertrekken in open verbinding met elkaar kunnen worden gebruikt door een groter gezelschap niet aan de orde zal zijn geweest. In The Golden West was het wonen eerder gericht op het gezellig samen zijn in eigen kring: ‘home sweet home’. De obligate ‘cosycorner’ bevindt zich hier dan ook niet in de hal, maar in de woonvertrekken.(12)

 

Home sweet home

In The Golden West zijn de woonvertrekken op het westen georiënteerd vanwege de bezonning en de relatie met de tuin. De bescheiden afmetingen en verhoudingen van de kamers, de verzorgde, maar eenvoudige afwerking en gezellige hoekjes zorgen voor een comfortabele sfeer. De woonkamer is een rechthoekig vertrek met een serre waarin een vast zitje met daar onder een ingebouwde radiator. De afscheiding tussen serre en woonkamer zorgde voor intimiteit van dit zithoekje met uitzicht op de tuin. Tegenwoordig is deze afscheiding niet meer aanwezig, maar de openslaande deuren naar het terras aan de tuinzijde bieden nog steeds de mogelijkheid om in de zomer van het buitenleven te genieten. De hoofdwand van de woonkamer is symmetrisch van opzet met een open haard in het midden met daarop een spiegel en ertegenover een groot raam. De spiegel reflecteert het daglicht. De schoorsteenomlijsting is uitgevoerd in groen geaderd marmer en er is een tegelvloertje voor de haard aangebracht met gele en zwarte tegels: heel praktisch in verband met vonken uit het vuur als de haard brandt. Links en rechts van de haard bevinden zich deuren. Via de linker deur betreedt men de ruimte vanuit de vierkante hal; de rechter deur vormt de doorgang naar de eetkamer. De terrasdeuren en vensters aan de zuidwestkant zorgen voor veel licht in de kamer. De glas-lood-ramen in de bovenlichten zijn in helder glas zodat het daglicht niet wordt getemperd.
De eetkamer ligt aan de zuidwestkant van het huis en is zowel vanuit de hal en aangrenzende gang als vanuit de woonkamer bereikbaar; de deuren richting de gang naar de keuken en richting de woonkamer liggen in elkaars verlengde. Aan de zijde van deze enfilade zijn vaste vitrinekasten geplaatst met in het midden een deur die naar de hal leidt. De twee kasten bestaan uit een boven- en een onderkast; het gesloten deel is voorzien van hetzelfde verticale profiel als op de deuren van de vertrekken op de begane grond. Het open gedeelte is voorzien van glazen ruitjes met aan de bovenzijde een schouderboog. In de schoorsteenpartij is een horizontale spiegel opgenomen; de bekleding van de omlijsting is hier verdwenen, maar de geel en groene vloertegels bij de haard zijn nog aanwezig. De vakzolderingen en de eikenhouten parketvloeren zijn in beide vertrekken  oorspronkelijk.
Huishoudelijk personeel was aan het begin van de 20ste eeuw steeds moeilijker te vinden en ook steeds kostbaarder.(13) Toch was het dienstpersoneel nog steeds onmisbaar, ook in het relatief kleine huishouden van The Golden West. Op de plattegrond van de verdieping is behalve een slaapkamer, badkamer en een logeerkamer één kamer voor een inwonende dienstbode ingetekend. In de opbouw van het huis zijn de dienstvertrekken, de bijkeuken, de keuken, de dienstbode-wc en de toegang naar de brandstofopslag aan de achterzijde gesitueerd en tegenwoordig verbouwd tot een moderne woonkeuken.
De dienstvertrekken waren van de woonvertrekken gescheiden via een aparte ruimte in de hal die het karakter heeft van een voorportaaltje dat van de hal is afgescheiden door twee gecanneleerde kolommen. Het portaaltje fungeerde als doorgang voor het personeel tussen eetkamer en keuken. Ook had het personeel een eigen dienstingang aan de achterkant van het huis die uitkwam in de bijkeuken.

 

Een warme ontvangst

De reeds genoemde hal en het trappenhuis zijn de meest in het oog springende vertrekken in het huis. De binnenkomst aan de noordoostzijde van het huis vindt plaats via een oudhollandse stoep die toegang geeft tot de vestibule. Deze in die tijd gebruikelijke ruimte dient als tochtsluis tussen de koude lucht van buiten en het warme binnenhuis. Achter de vestibule liggen de wc en de garderobe waar men zich kan opfrissen en ontdoen van de buitenkleding. Beide kamertjes hebben nog de oorspronkelijke vloeren bestaande uit witte en zwarte tegels gelegd in een geometrisch patroon. Deze sluiten aan bij de tegelvloer in het trappenhuis en de hal. De hal wordt van het trappenhuis gescheiden door gecanneleerde zuilen en lage balustrades. Op deze manier wordt er als het ware een voorruimte gecreëerd zodat het personeel geen gebruik hoefde te maken van de hal zelf om de andere vertrekken te kunnen bereiken. Dit is precies zoals in de architectuurboeken en –tijdschriften uit de periode werd voorgeschreven.
De trap is een bordestrap met houten treden en stootborden en houten paneellambrisering. Het bordes halverwege de trap is gebouwd in een halfronde uitbouw die zich aan de achterzijde van het huis voor doet als een ronde toren. Dit ruime bordes is voorzien van acht kleurrijke glas-in-loodramen. Ze zijn ontworpen in een geometrisch patroon van groen, blauw, rood, roze, paars, oranje, geel, wit en blank glas vermoedelijk door Rueter zelf. Ook aan de trappaal bestede hij veel aandacht. Deze is uitgevoerd als een staande lamp met vier armaturen. Hoe de lichtpunten er precies hebben uitgezien is niet bekend.
De wanden van het trappenhuis en de hal zijn voorzien van een betimmering met panelen die driekwart van de hoogte van de muren in beslag neemt. Het daarboven liggende deel van de wand is gestuukt. Het houten cassetteplafond en de geblokte vloer zorgen samen met de wandbetimmering voor een voorname en warme uitstraling van de ontvangsthal.

 

In The Golden West laat Rueter zien dat hij in staat was om verschillende invloeden samen te brengen tot een harmonisch geheel. Het is een van de voorbeelden van zijn eigenzinnige Gooise landhuisstijl. Door het gebruik van natuurlijke materialen als hout en riet past het huis vanzelfsprekend in de omgeving. De eenvoudige, praktische plattegrond is ingericht op het comfortabele buiten wonen in besloten kring. De combinatie van eigentijdse decoratieve elementen en verwijzingen naar Indische bouwvormen verleent het huis een eigen karakter.
Rueter weet als geen ander de lokale bouwtradities als uitgangspunt te gebruiken voor zijn eigen architectuur.(14)
Door zijn eigen werk in het Gooi waar hij het grootste gedeelte van zijn oeuvre realiseerde (circa 90 landhuizen en villa’s) maar ook door zijn werk in de schoonheidscommissie van Laren en Blaricum heeft hij een belangrijk stempel gezet op het landelijke schoon van de regio.

 


Noten

 

1. Rueter bouwde het als houten huis en breidde het in 1913 substantieel uit in steen, zie: W. Beunke-Meekes, Th. W. Rueter (1876-1963): bouwen naar een levensideaal: eenvoudig, harmonieus en doelmatig, Rotterdam 2003, pp. 37-38.
2. ‘Centraal Genootschap voor Kinder-Herstellings- en Vacatiekolonies’, Bloemendaal’s editie (6 maart 1926), p. 2; ‘In memoriam’, Het Bloemendaalsch Weekblad  (26 juli 1935), p. 2.
3. Beunke-Meekes 2003 (zie noot 1), pp. 4-5.
4. Beunke-Meekes 2003 (zie noot 1), p. 7.
5. Beunke-Meekes 2003 (zie noot 1), p. 7.
6. A. den Dikken (red.), Gooise pracht. Schitterende architectuur, Zwolle 2010, p. 15.
7. Beunke-Meekes 2003 (zie noot 1), pp. 6-7.
8. Citaat via: Beunke-Meekes 2003 (zie noot 1), p. 7.
9. H. Van der Kloot Meyburg, Landhuisbouw in Nederland, 1921, pp. 10-11.
10. Van der Kloot Meyburg 1921 (zie noot 9), p. 11.
11. J. de Haan, Villaparken in Nederland. Een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Daal te Bloemendaal 1897-1940, Haarlem 1986, p. 132.
12. A. H. Wegerif, Van bouwen en wonen, Rotterdam 1924, pp. 60, 63-64, 94.
13. Van der Kloot Meyburg 1921 (zie noot 9), pp. 10-11.
14. H. Ibelings, ‘Het andere modernisme. Traditionele architectuur in Nederland 1900-1960’, Archis 88 (1989) nr. 6, pp. 38-39.

 

 

 

 

 

deel Deel op Facebook Deel op Twitter Deel op LinkedIn Deel via e-mail

Blijf op de hoogte via e-mail

Vul uw e-mailadres in om bericht te krijgen bij nieuwe blog- en nieuwsberichten op deze website.

Exterieur van het huis The Golden West, voorzijde (foto BMBeeld 2015).

Voordeur van het huis The Golden West (foto BMBeeld 2015).

Kleimodel van het huis The Golden West, gezien naar de voorzijde, gesigneerd T.R. 6/27.

Anna Maria Gouda, geboren op 9 oktober 1863, gehuwd met D. de Lange (weduwe). De foto is genomen voor haar nieuwe paspoort in 1935 in Blaricum (foto Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum).

Paleis Pagaruyung van de Indische volksstam de Minangkabau. Rueter liet zich inspireren door de opwippende noklijnen van de Indische architectuur (foto google.nl).

Ontwerpschets van het huis The Golden West gezien vanuit de tuin op het westen (Collectie Het Nieuwe Instituut archief Rueter).

De hal in het huis The Golden West gezien vanuit het trappenhuis (foto BMBeeld 2015).

Plattegrond begane grond huis The Golden West (tekening op schaal Joep Damstra).

Legenda: 1. Vestibule; 2. Hal; 3. Hal; 4. Woonkamer; 5. Zitkamer; 6. Eetkamer; 7. Keuken; 8. Kast; 9. Bijkeuken; 10. WC.

Plattegrond verdieping huis The Golden West (tekening op schaal Joep Damstra)
Legenda: 1. Gang; 2. Kast; 3. WC; 4. Badkamer; 5. Slaapkamer; 6. Berging; 7. Logeerkamer; 8. Dienstbodekamer; 9. Berging.

De wand met de schoorsteenpartij in de zitkamer van het huis (foto BMBeeld 2015).

Het zitje in de serre grenzend aan het terras (foto BMBeeld 2015).

Kastenwand in de eetkamer met in het midden de toegangsdeur vanuit de hall (foto BMBeeld 2015).

De enfilade gezien vanuit het gangetje naar de keuken met de eetkamer en daarachter de zitkamer (foto BMBeeld 2015).

Trappenhuis met vaste verlichting in de trappaal (foto BMBeeld 2015).

Exterieur van het huis The Golden West, achterzijde met aan de rechter kant de toren met het trappenhuis (foto BMBeeld 2015).

Glas-in-loodramen bij het bordes in het trappenhuis (foto BMBeeld 2015).

Detail van het glas in lood in het trappenhuis (foto BMBeeld 2015).