Huis Oranjestein door Wouter Hamdorff
03/09/2015 door Marlieke Damstra
Housewarming in de Engelse woonhall
Situering
Aan de Torenlaan in Laren, op de grens met Blaricum, ligt het landhuis ‘Oranjestein’, ontworpen door de Larense architect Wouter Hamdorff (1890-1965) in de jaren 1919-1922. Het is één van de vroegste voorbeelden van een groot landhuis in de Gooise landhuisstijl die later zo kenmerkend zou worden voor zijn architectuur. Laren was in de 19de en het begin van de 20ste eeuw een geliefd kunstenaarsdorp waar veel welvarende families een zomerhuis of een permanent verblijf lieten bouwen. Dit gebeurde niet, in tegenstelling tot plaatsen als Hilversum en Bussum, door middel van de aanleg van villaparken. De uitbreiding van Laren vond meer organisch plaats. De Torenlaan was een uitbreiding naar het noorden, waarbij de percelen opeenvolgend werden uitgegeven en bebouwd. Uiteindelijk werden Blaricum en Laren zo aan elkaar gebouwd.
Het perceel van Oranjestein heeft een haakvorm en grijpt aan de achterkant om de naastgelegen percelen. De korte zijde van het perceel ligt aan de Torenlaan. De hoofdvorm van het huis is asymmetrisch op een boemerangvormige plattegrond, een keuze ingegeven door de landschappelijke situatie. De rechtervleugel met daarin de woonvertrekken omvat twee bouwlagen en de linkervleugel met de dienstvertrekken één bouwlaag onder de kap. De rechter vleugel is met zijn as diagonaal op het erf geplaatst. De hoofdingang aan de Torenlaan bevindt zich in de oksel van de boemerang. Het entreegebied is via een trap met bordes bereikbaar vanaf de gebogen oprijlaan die om een groepje grove dennen is aangelegd. De achterzijde van het huis met de woonvertrekken is op het zuiden georiënteerd en geeft een weids uitzicht over de vijver en de grote tuin, die ook door Hamdorff is ontworpen. Hamdorff speelt op vernuftige wijze in op de natuurlijke hoogteverschillen in het terrein, waardoor nauwelijks opvalt dat het huis op een terp gebouwd is om een droge kelderverdieping mogelijk te maken. Ten tijde van de bouw was de grondwaterstand veel hoger dan tegenwoordig.
Naast het perceel lag een schapenpad. Dit leidde naar een drassig heidegebied dat zich uitstrekte aan de achterzijde van het huis. Dit was een geliefde plek onder schilders. De bekende kunstenaar Anton Mauve (1838-1888) heeft hier vele van zijn beroemde landschappen met schapen geschilderd. De dennen aan de voorzijde van Oranjestein maakten deel uit van een dennenbosje dat als inspiratie heeft gediend voor de landschappen van de schilder. Bij de bouw van het huis moest dit bosje gespaard worden, wat voor Hamdorff de aanleiding was om het huis er als een boomerang omheen te bouwen. Tot op de dag van vandaag zijn deze bomen beschermd en mogen dus niet worden gekapt.(1)
Opdrachtgever
De koopman en projectontwikkelaar Willem Ouweleen (1883 – 1950) was de opdrachtgever van de villa. Hij liet het huis bouwen voor zichzelf, zijn vrouw Dederica Charlotte Hamersma (geb. 1882) en hun drie kinderen Amelia Wilhelmina Ouweleen (geb. 1911), Hendrik Willem Ouweleen (geb. 1914) en Elsje Ouweleen (geb. 1916). De bouw heeft drie jaar geduurd, wat de opdrachtgever klaarblijkelijk als een heel erg lange periode heeft ervaren, zo blijkt uit een album over de bouw. In de tussentijd heeft hij op verschillende plaatsen gewoond, waaronder het huis ‘In veilige haven’ dat tegenover Oranjestein ligt.(2) Tijdens de restauratie in de jaren negentig bleek dat de bouw waarschijnlijk dusdanig veel geld heeft gekost dat Ouweleen er bijna door failliet is gegaan. De timmerman trof in de hall materialen aan van veel lagere kwaliteit dan in andere ruimtes, terwijl deze toch tot de meest representatieve vertrekken behoorde; klaarblijkelijk is er tijdens de bouw besloten om te bezuinigen. Hamdorff was zich ervan bewust dat de bouw lang had geduurd en heeft als goedmaker voor de opdrachtgever het hele bouwproces in dichtvorm opgeschreven en van tekeningen voorzien. Het album is een lust voor het oog en geeft een hilarisch inzicht in het bouwproces. Het is een uniek document in zijn soort. Eén van de laatste tekeningen in het album toont een groot dansfeest in de hall ter ere van het feit dat het huis eindelijk klaar was.(3)
De familie Ouweleen heeft uiteindelijk maar één jaar in het huis gewoond wat, gezien de tijdsduur van de bouw (drie jaar), opvallend kort is. Dit doet vermoeden dat Willem Ouweleen de villa niet voor eigen gebruik heeft gebouwd, maar dit weten we niet zeker. In Laren was al vroeg een Welstandscommissie ingesteld die woningexploitatie wilde tegen gaan. Misschien was het Ouweleen juist om de grondexploitatie te doen. Het is ook mogelijk dat hij het plan had om een hotel of pension te bouwen. Mogelijk heeft hij, om de Welstandscommissie te omzeilen, een huis voor zichzelf gebouwd. Als dit Ouweleen’s plan was, heeft het uiteindelijk gewerkt; in de Gooi en Eemlander van 7 juli 1923 staat een advertentie van Hotel-Pension “Oranjesteinâ€.(4) De pensioneigenaren de heer en mevrouw G. van Hove-Hinze vernoemden het pension waarschijnlijk naar het gelijknamige huis Oranjestein in Amerongen.(5)
Wouter Hamdorff
Wouter Hamdorff (1890-1965) werkte al vanaf jonge leeftijd in het pension van zijn oom Jan Hamdorff (1860-1931). Het legendarische hotel Hamdorff was in Laren het ontmoetingspunt voor kunstenaars en andere bohemiens. De vrienden die hij tijdens zijn werk hier heeft opgedaan, gaven hem later zijn eerste opdrachten toen hij in 1918 een eigen architectenbureau in Laren startte.(6)
Huis Oranjestein was voor de architect een experiment waarbij hij voor het eerst met veel middelen een groot huis kon bouwen. Voor die tijd bouwde hij voornamelijk kleine atelierwoningen en landhuizen. Vanaf 1920 gaat hij nog veel meer grote romantische landhuizen ontwerpen. Oranjestein dateert uit het begin van die tweede periode in zijn carrière.(7)
Hamdorff is één van de architecten die bouwde in de zogenaamde Gooise landhuisstijl; een stijl die zich aanpaste aan en zich goed verhield tot de landelijke omgeving. Hij koos overwegend voor natuurlijke materialen als hout en riet voor de daken. Hamdorff onderscheidde zich van andere architecten, zoals Hanrath en De Bazel, die overwegend een symmetrische opzet in hun landhuizen toepasten. Deze hadden daardoor nog steeds het statige karakter van de buitenplaatsen die eerder werden gebouwd.(8) De hoofdvorm van Oranjestein is daarentegen asymmetrisch, wat versterkt wordt door de positie van het huis op het perceel en het belang dat Hamdorff hechtte aan de oriëntatie van de belangrijkste woonvertrekken op de aan de zuidkant gelegen tuin. Het spel van verdraaiingen in de hoofdvorm en een aantal lagere uitbouwen levert een beeld op met gevarieerde dakvlakken. De combinatie van asymmetrie en het gebruik van natuurlijke materialen zorgt voor de romantische en schilderachtige uitstraling van de villa.(9)
Hamdorff ontwierp een totaalconcept; niet alleen het ontwerp van het huis was van zijn hand, maar ook de tuin en de vaste meubels. Uit de hoofdvorm van het huis en de situering ervan op het perceel blijkt dat Hamdorff de tuin in relatie tot het huis heeft ontworpen wat blijkt uit verschillende (zicht)assen die huis- en tuinontwerp aan elkaar verbinden. In het interieur blijkt zijn streven naar eenheid van ontwerp onder andere uit het feit dat hij vaste kasten en vaste bedden heeft ontworpen voor alle drie de kinderen. Zij hebben op de verdieping allen een eigen slaapkamer. De bedden waren opgenomen in de lambrisering, evenals de kasten met zware scharnieren die tevens als decoratieve elementen dienst deden. Ook de zevenhoekige ouderslaapkamer verdient de aandacht, niet alleen vanwege de bijzondere vorm, maar ook in verband met de inrichting. Deze bestaat uit een ensemble, uitgevoerd in fineer van mahoniehout, met een tweepersoons bed, twee nachtkastjes, twee kledingkasten en een kaptafel met stoel. Van geen van de meubels in de grote slaapkamer is een plaatje of brandmerk teruggevonden van de ontwerper of fabrikant. Wel is het aannemelijk dat Hamdorff ook deze meubels heeft ontworpen vanwege de overeenkomsten in vormgeving met de deuromlijstingen en deurpanelen die de eenheid van de ruimte waarborgen. Hoe dan ook is het ensemble voor deze ruimte op maat gemaakt.
De plattegrond
In de rechtervleugel van het huis bevinden zich de ontvangstvertrekken: de zitkamer, hall en eetkamer. In de linkervleugel zijn de dienstvertrekken gesitueerd, bestaande uit een keuken met open verbinding naar een dienkamer met doorgeefluik naar de eetkamer, een dienstbodezitkamer en een bijkeuken. Het middelpunt van het huis is de centrale hall, in deze opzet een bijzonder en zeldzaam vertrek in de Nederlandse landhuisbouw uit deze periode, omdat het een achthoekige ruimte is en uit twee bouwlagen bestaat. De meeste Nederlandse woonhallen zijn vierkant of rechthoekig van vorm en beslaan in veel gevallen slechts één bouwlaag.(10) De ruimte kan worden betreden vanuit de vestibule en is de schakel tussen de zitkamer en de eetkamer. Aan de tuinkant bevinden zich openslaande glas-in-looddeuren onder hoog opgaande glas-in-loodramen en aan de linkerzijde een klein glas-in-loodraam. Ook de schuifdeuren naar de zit- en eetkamer zijn voorzien van glas in lood. De ramen, die door de huidige eigenaar deels aan de hand van oude foto’ werden gereconstrueerd, bestaan uit een geometrisch patroon opgebouwd uit geel, oker en wit glas. Ter hoogte van de tweede bouwlaag is een open verbinding met de gang die de slaapvertrekken ontsluit, zodat een galerij ontstaat. In één van de hoeken bevindt zich een klein driehoekig podium waarop een muzikant kan plaatsnemen. De doorkijkjes vanuit de gang in de hall zijn voorzien van een gietijzeren hekwerk, ontworpen door de Duitse schilder en ontwerper K.F.S. Hentschel, die ook het glas in lood ontwierp. De wandverdeling van de hall is drieledig en wordt afgesloten door een gewelf met acht vakken. De wandverdeling bestaat uit een circa twee meter hoge lambrisering boven een betegelde plint. Daarboven hebben de huidige eigenaren imitatiemarmer aangebracht. De lambrisering loopt door in de inglenook die zich tegenover de tuindeuren bevindt. Dit is een gezellig hoekje dat bestaat uit een haard met twee ingebouwde houten banken.
De trappartij is in een aparte ruimte geplaatst die grenst aan de hall. Ook de dienstvleugel ligt aan het trapportaal, waardoor het personeel de hall niet hoefde te doorkruisen om de verdieping te bereiken. Om de hall heen ligt bovendien een gang, zodat het personeel via deze route naar de andere woonvertrekken kon lopen.(11) De trappaalsculptuur is ontworpen door de beeldhouwer G. Hoppen (1885-1959) en bevindt zich in de noordwestelijke hoek van de hall. Het beeld stelt een man voor met een baard die met twee gevouwen handen leunt op een lans. In de trappaal is een lamp aangebracht. De hall en ‘inglenook’, een zitje bij de haard, zijn elementen die direct verwijzen naar de Engelse landhuisarchitectuur.
De Engelse invloed op de Nederlandse landhuisarchitectuur
De landhuisbouw in het begin van de 20ste eeuw is in belangrijke mate door Engeland beïnvloed. Mede door tijdschriften als The Studio werden de denkbeelden over de Engelse landhuisarchitectuur over het continent verspreid. Dit tijdschrift was erg belangrijk omdat de artikelen werden voorzien van een grote hoeveelheid afbeeldingen en plattegronden die door de Nederlandse architecten als voorbeelden konden worden gebruikt.(12) Deze voorbeelden lieten zien hoe de landhuisarchitectuur zich los kon maken van de gangbare strenge stijlvormen en statige architectuur. De villa en het landhuis moesten knus zijn en gezelligheid uitstralen, zo bepleitte The Studio.(13) Ook in Nederland kwam de familie voorop te staan; het huis moest een home zijn voor de gezinsleden.(14) Hierbij hoorde een prettige leefomgeving waar comfort en hygiëne belangrijke aandachtspunten waren. Licht, frisse lucht en zon waren belangrijke criteria. Het huis moest op zo’n manier gebouwd en ingericht worden dat het een positieve geest en een gezond lichaam zou bevorderen en werd daarom zo gesitueerd dat de woonvertrekken aan de zonkant kwamen te liggen.(15) Een dergelijke opzet is ook bij Oranjestein toegepast. Doordat de woonvertrekken op het zuiden liggen, krijgen alle vertrekken een deel van de dag zonlicht binnen. Ruimtelijk gezien is de hall het meest indrukwekkende vertrek in het Engelse landhuis.
De hall in Engeland
De hall is een centrale ruimte in een Engels woonhuis die in de eerste helft van de 19de eeuw zijn intrede deed in de Engelse landhuisarchitectuur.(16) Het vertrek bestond uit twee bouwlagen en had op de verdieping een galerij waaraan de slaapkamers grensden.(17) Het vertrek was meestal de eerste ruimte die een bezoeker betrad na binnenkomst via de vestibule. Het was bedoeld als woonvertrek en door de centrale ligging zorgde de ruimte ook voor de ontsluiting van de andere woonvertrekken. Bij voorkeur kwam de trap niet uit in de hall, maar in een aparte ruimte die primair was bedoeld als verkeersruimte. Op deze manier kon zoveel mogelijk worden vermeden dat men de hall moest doorkruisen om de andere ruimtes op de begane grond of de verdieping te kunnen bereiken. Het gezellige samenzijn zou hierdoor worden onderbroken. Daarnaast wilde men vermijden dat het bezoek in de verleiding zou komen om via de trap de privévertrekken te betreden.(18) Omdat de hall ook een verblijfsplaats was, moest de ruimte worden verwarmd. Dit kon gebeuren door middel van een openhaard, kachel of cv-radiator. In de 19de eeuw ontstond het romantische ideaal van de open haard als symbool van intimiteit. Vandaar dat in de hall vrijwel altijd een open haard werd geplaatst. Rond de haard werden enige meubels zoals comfortabele stoelen en een tafel gegroepeerd. Met de opkomst van de centrale verwarming werden beide verwarmingssystemen vaak gecombineerd en kreeg de haard een meer symbolische en soms zuiver decoratieve functie.
In het begin van de 20ste eeuw gebruikte men in Nederland de term ‘Engelse hal’ of hall te pas en te onpas voor een ruimte die op de Engelse hall leek, zoals hierboven omschreven, ook als deze slechts één of enkele van de genoemde kenmerken vertoonde.(19) De Nederlandse architecten Johannes Hendrik Willem Leliman (1878-1921) en Karel Sluyterman (1863-1931) constateerde de onduidelijkheid al in zijn boek Het moderne landhuis in Nederland uit 1916.(20) Hij schreef: ‘Van het begrip “hall†is intusschen veel misbruik gemaakt, en ten onrechte tooit menig klein trapportaal zich met dien naam.'(21) Ook de architect Herman van der Kloot Meijburg (1875-1961) stelde in zijn boek Landhuisbouw in Nederland vast dat er in 1921 nog geen regels waren opgesteld waaraan de hall moest voldoen.(22)
Ook in recente literatuur lijken architectuur- en interieurhistorici geen eenduidig antwoord te kunnen geven op de vraag wat in de periode 1890-1940 in Nederland precies onder een dergelijke hall werd verstaan. Nederlandse ontwerpers keken vermoedelijk vooral naar Duitse voorbeelden van de Engelse hall. Daar werd de hall vaak gecombineerd met het trappenhuis zoals ook in veel Nederlandse voorbeelden. De Duitse publicatie Das englische Haus van de architect Hermann Muthesius (1904-05) heeft in Nederland veel invloed gehad. Hamdorff lijkt echter rechtstreeks naar de Engelse voorbeelden te hebben gekeken.(23)
De hall in huis Oranjestein
De elementen die Hamdorff in de hall van Oranjestein heeft toegepast, lijken rechtstreeks van de Engelse architect M.H. Baillie Scott (1865-1945) afkomstig te zijn. Baillie Scott heeft een aantal belangrijke artikelen geschreven voor het, in Nederland veel gelezen, Engelse tijdschrift The Studio (opgericht in 1893). De opzet van de hall gelegen tussen de eet- en zitkamer komt terug in zijn artikel ‘An ideal suburban country house’.(24) Hij kenmerkt de hall als een plek waar naar muziek kon worden geluisterd en zelfs gedanst. Op rustige avonden kon de familie plaatsnemen bij de inglenook, het zitgedeelte bestaande uit een haard en vaste banken die waren opgenomen in de lambrisering. Omdat de haard bij uitstek een onderdeel was waarmee huiselijkheid en warmte werden geassocieerd, werd de inglenook als eyecatcher vormgegeven. Baillie Scott erkent in zijn artikel ‘The fireplace of the suburban house’ dat houten banken niet bijzonder comfortabel zijn. Hij schrijft dat er voor een paar uur op gezeten kon worden en dat de bewoners zich daarna konden verplaatsen naar meer comfortabele stoelen. Hij vond de eenheid van haard en ingebouwde banken echter zo belangrijk dat deze niet mocht worden weggelaten.(25)
In huis Oranjestein konden bij feestelijke gelegenheden de schuifdeuren naar de eet- en zitkamer worden opengezet zodat er één grote ontvangstruime ontstond. De hall bestaat, zoals eerder beschreven, uit twee bouwlagen en een galerij. Op de verdieping bevindt zich een klein podium waar een orkest(je) of een ‘stehgeiger’ (violist) kon spelen.(26) Ook is naast de schuifdeur naar de woonkamer een kleine driehoekige nis gemaakt waar een grammofoonspeler kon staan. Hieronder is in de lambrisering een kastje opgenomen waar de grammofoonplaten konden worden opgeborgen. Men kon zich door de verschillende ruimtes begeven, al naar gelang de behoefte. Voor het dansen moest men in de hall zijn; voor converseren en roken kon men in de zitkamer plaatsnemen. In de eetkamer kon bij feestelijke gelegenheden een buffet worden klaargezet. Deze situatie is letterlijk bij Baillie Scott terug te vinden. Door het album van Hamdorff met de gedichten en tekeningen weten we dat hij de hall ook daadwerkelijk heeft ontworpen voor muziek- en dansavonden.
Huis Oranjestein is het eerste grote landhuis dat Wouter Hamdorff bouwde. Door het gebruik van de natuurlijke materialen riet, hout en baksteen voegt het huis zich goed in het omringende landschap. De inheemse bouwtraditie kende Hamdorff goed omdat hij in Laren is opgegroeid. Daarnaast werd hij als vele tijdgenoten sterk geïnspireerd door de Engelse landhuisbouw en de bijbehorende behoeftes om een comfortabel thuis te creëren voor zijn opdrachtgevers. Sterker nog: hij heeft verschillende opdrachten in Engeland uitgevoerd. In het tijdschrift The Studio werd in 1927 een artikel over hem gepubliceerd waarin de kracht van Hamdorff’s landhuisarchitectuur wordt samengevat: ‘Wouter Hamdorff […] stands out as one of the most promising. He has a happy gift of combining modern art with the more pleasing requirements of the home.'(27)
Noten
1.Gesprek eigenaar op 10 juni 2015. 2.Gesprek eigenaar op 10 juni 2015. 3.Het album is tegenwoordig onderdeel van het huisarchief van de eigenaar. 4.'Hotel-Pension “Oranjesteinâ€', Gooi en Eemlander 7 juli 1923. De zoon van Ouweleen vertelde later aan de huidige eigenaar dat zijn ouders toen zij hun twaalf en een half jarig huwelijk vierden tevens herdachten dat zij twaalf maal verhuisd waren. 5.Gesprek eigenaar 10 juni 2015. 6.M.E.Th. Estourgie-Beijer, Wouter Hamdorff: architect 1890-1965, Laren 1989, pp. 7-8. 7.Estourgie-Beijer 1989 (zie noot 6), pp. 16-18. 8.Estourgie-Beijer 1989 (zie noot 6), pp. 16-18. 9.Estourgie-Beijer 1989 (zie noot 6), pp. 16-18. 10.W. van der Kloot Meijburg, Landhuisbouw in Nederland, Amsterdam 1921, pp. 26-27. 11.J.H.W. Leliman en K. Sluyterman, Het moderne landhuis in Nederland, 's-Gravenhage 1916, p. XX. 12.J. de Haan, Villaparken in Nederland: een onderzoek aan de hand van het villapark Duin en Daal te Bloemendaal 1897-1940, Haarlem 1986, pp. 96-97. 13.Meer informatie over 'Engelsgezindheid' in Nederland is te vinden in het artikel I. Montijn, 'Zeer smart! De Engelse invloed op smaak en kleding in Nederland, ca. 1880-1920', in: Baarsen, R. et al. (red.), Het Nederlandse binnenhuis gaat zich te buiten, Leiden 2007, pp. 306-309. 14.Leliman en Sluyterman 1916 (zie noot 11), p. XIV. 15.J. de Haan, 'De vlinderplattegrond', De Sluitsteen, 4 (1988) 2, p. 39. 16.P. Thornton, Authentic Decor. The domnestic interior 1620-1920, Londen 1984, p. 220. 17.Thornton 1984 (zie noot 16), p. 220. 18.Thornton 1984 (zie noot 16), p. 220. 19.Leliman en Sluyterman 1916 (zie noot 11), p. XVI. 20.Leliman en Sluyterman 1916, (zie noot 11), p. XVI.
21.Leliman en Sluyterman 1916 (zie noot 11), p. XVI. 22.Van der Kloot Meijburg 1921 (zie noot 10), pp. 26-27. 23.C.P. Krabbe, 'Het decor van het dagelijks leven' in: Laan, Koldeweij, Krabbe, Wonen in een monumentaal huis, Amsterdam 2012, pp. 194-195. 24.M. H. Baillie Scott, 'An ideal suburban country house', The Studio, 4 (1895), pp. 127-131. 25.M. H. Baillie Scott, 'The fireplace of the suburban house', The Studio 6 (1896), pp. 101-107. 26.Baillie Scott 1985 (zie noot 25), p. 128. 27.'Wouter Hamdorff: architect', The Studio, 93 (1927), p. 332.