Huis Rosenthal door Isaac Gosschalk
14/04/2017 door Alexander Westra
Het laat 19de-eeuws interieur van een joodse bankier en zijn filantropische echtgenote
Aan de Gouden Bocht van de Herengracht staat op nummer 500 een in 1667 gebouwd grachtenhuis.(1) Het pand is breed van opzet en in de sobere variant van het Hollands classicisme opgetrokken voor de regent Joan Reynst, heer van Drakenstein en de Vuursche. Rond het midden van de 18de eeuw volgde een verbouwing in opdracht van Gerrit Hooft, die in deze periode meerdere malen burgemeester was. Het tegenwoordig blank gelaten gekroonde alliantiewapen van Gerrit Hooft en zijn vrouw Hester Hinloopen prijkt nog altijd op de dakbalustrade. De voorgevel met omlijste middenpartij en de hoofdindeling van het interieur zijn het resultaat van de verbouwing door Hooft.
In 1923 verloor het grachtenhuis zijn woonbestemming. Het pand werd toen betrokken door de N.V. Woning Inrichting ‘Huis en Haard’, die hier tot 1951 gevestigd zou blijven. In dat jaar kreeg het huis een kantoorbestemming, eerst voor de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente te Z¼rich en later voor verschillende banken. Tegenwoordig zijn op de Herengracht 500 verschillende bedrijven gevestigd. In het kader van de nieuwe kantoorfunctie onderging het interieur in de loop der tijd meerdere verbouwingen en moderniseringen, waarbij de oudere interieurelementen grotendeels verdwenen. Door middel van doorbraken is nummer 500 gedurende enkele decennia verbonden geweest met het naastgelegen pand op nummer 498.
Belangrijke uitzondering hierop vormt het interieur van de eerste verdieping, dat mede door restauraties in 1974 en 2008 zijn laat 19de-eeuwse aanzicht herkregen heeft. Het trappenhuis, de vertrekken en de hal van deze hoofdverdieping bevatten een gaaf voorbeeld van representatieve interieurafwerking uit deze periode, waaronder vele geschilderde decoraties.
De opdrachtgevers voor deze herinrichting van de eerste verdieping waren de joodse bankier George Rosenthal en zijn echtgenote Sophie May. Zij hadden het grachtenhuis in 1865 reeds gekocht en gaven in 1889, waarschijnlijk aan de getalenteerde joodse architect Isaac Gosschalk, opdracht voor deze verbouwing. Het echtpaar Rosenthal-May was zeer geëngageerd en actief betrokken bij het maatschappelijk leven van hun tijd. Zij steunden met het kapitaal, dat Rosenthal met zijn in 1859 opgerichte bank verdiende, tal van initiatieven op het gebied van liefdadigheid.
Het huis aan de Herengracht 500 deed tussen 1868 en 1880 tevens dienst als onderkomen voor wat later de Bibliotheca Rosenthaliana zou gaan heten: een zeer waardevolle en unieke collectie boeken, manuscripten en documenten op het gebied van de joodse geschiedenis en cultuur. Zowel de zakelijke als de culturele erfenis van de Rosenthals zou tijdens de Tweede Wereldoorlog te lijden krijgen onder de Duitse bezetting.
George Rosenthal en Sophie May
George baron Rosenthal (1828-1909) was een uit Duitsland afkomstige joodse bankier, geboren in Hannover op 8 april 1828. Hij vertrok na een opleiding in het bankwezen in 1856 naar Amsterdam en werd daar commissionair in effecten bij Jacob Meyer Jacobsonach. In 1859 richtte hij samen met de uit Luxemburg afkomstige Leo Lippmann (1808-1883) de bank Lippmann, Rosenthal & Co. op. De bank was aanvankelijk aan de Nieuwe Herengracht 111 gevestigd en verhuisde later naar een pand in de Nieuwe Spiegelstraat 6-8. Naast bankier was Rosenthal tevens consul van Portugal, waarvoor hij in 1884 door de Portugese koning in de adelstand werd verheven en de titel baron kreeg.
In 1857 huwde hij met Sophie May (1838-1921). Het echtpaar vestigde zich in 1859 in Amsterdam, waar zoals gezegd haar echtgenoot reeds enkele jaren gewerkt had. Sophie May, geboren in Hamburg, groeide op in een eenvoudig joods gezin. Zij was achttien jaar oud toen zij trouwde en had haar echtgenoot reeds in Duitsland leren kennen. Het echtpaar woonde aanvankelijk aan de Nieuwe Herengracht, boven het handelskantoor van de nieuw opgerichte bank Lippmann, Rosenthal & Co. In 1864 kochten zij het grote woonhuis aan de Herengracht 500. Zij hebben nooit kinderen gekregen, maar adopteerden wel een nichtje van Sophie, Marianne Elias; zij woonde vanaf 1872 bij hen in het huis aan de Herengracht.
De bank van Lippmann en Rosenthal ontwikkelde zich tot een florerend bedrijf en werd een belangrijke speler op de internationale kapitaalmarkt; de bank verstrekte onder andere grote staatsleningen aan Portugal en Mexico.
Zoals gezegd had het echtpaar Rosenthal-May een sterk filantropische instelling. Met name Sophie Rosenthal-May zette zich maatschappelijk in en was vanaf 1879 lid van het college van regentessen van het Israëlitisch Armbestuur. Ter gelegenheid van het huwelijk van hun geadopteerde dochter Marianne richtte het echtpaar in 1887 een joodse school voor armen op: de Sophie Rosenthal bewaarschool. Daartoe kochten ze een gebouw aan de Uilenburgerstraat dat zij volgens de modernste eisen lieten inrichten. Ook financierde het echtpaar de bouw van een zusterhuis bij het Nieuw Israëlitisch Ziekenhuis op de Nieuwe Keizersgracht. Vlak voor het overlijden van George Rosenthal richtten zij het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht op, ‘Het Apeldoornsche Bosch’ in Apeldoorn. George overleed in 1909 op 81 jarige leeftijd. Hij werd in Hamburg gecremeerd, maar zijn as is bijgezet op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied. Sophie May overleed in 1921.
De Bibliotheca Rosenthaliana
In het huis aan de Herengracht 500 stichtte Rosenthal in 1868 een openbaar toegankelijke bibliotheek met een grote collectie judaïca en hebraïca. Deze verzameling was afkomstig van zijn vader Leeser Rosenthal (1794-1868), rabbijn te Hannover. In de jaren na zijn dood trachtten de erven van Leeser Rosenthal tevergeefs de collectie, die uit circa 6.000 banden bestond, als een geheel te verkopen. De waarde van de verzameling werd toentertijd geschat op een kwart miljoen gulden. Uiteindelijk heeft de familie de bibliotheek in 1880 aan de gemeente Amsterdam geschonken, op de nadrukkelijke voorwaarde dat de collectie als afzonderlijke collectie bij elkaar zou blijven en naar Leeser Rosenthal vernoemd zou worden: zo kreeg zij de naam Bibliotheca Rosenthaliana die werd ondergebracht in de nieuwe universiteitsbibliotheek aan het Singel.
In de jaren na 1880 bleven de Rosenthals de uitbreiding van de bibliotheek financieel steunen. Na de dood van George Rosenthal in 1909 richtte Sophie Rosenthal met een startkapitaal van honderdduizend gulden het George Baron Rosenthalfonds op, later het Rosenthal-Mayfonds geheten. Aangezien dit fonds veel Russische en Hongaarse effecten bevatte die na de Eerste Wereldoorlog niets meer waard bleken te zijn, verloor het fonds toen bijna al zijn kapitaal. Het onderhoud en de gestage uitbreiding van de Bibliotheca Rosenthaliana wordt sindsdien bekostigd door de Universiteitsbibliotheek.
Op last van de Duitse bezetter moest de Bibliotheca Rosenthaliana in 1940 de deuren sluiten. De Duitsers confisqueerden de collectie, met uitzondering van de meest kostbare werken, en transporteerde deze naar Duitsland. De collectie kon na de oorlog gelukkig vrijwel integraal geretourneerd worden, nadat die in onuitgepakte staat in Duitsland was gevonden.
De Bibliotheca Rosenthaliana is tot op de dag van vandaag ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam. Tegenwoordig is de collectie met zijn ongeveer 120.000 werken, duizend handschriften en circa tachtig archieven een internationaal vermaarde instelling die beschouwd wordt als de grootste joodse collectie op het Europese continent.
Het is niet bekend in welke kamers van de Herengracht 500 de bibliotheek gevestigd was; ook zijn er voor zover bekend geen foto’s van bewaard gebleven.
Een Duitse roofbank
Toen George Rosenthal al ruim dertig jaar was overleden heeft de Duitse bezetter de naam van zijn succesvolle bank Lippmann, Rosenthal & Co., die al ruim tachtig jaar bekend stond als een betrouwbaar en solide bedrijf, vanaf 1941 misbruikt als roofbank. De Duitsers veronderstelden dat de joden onder de dreiging van deportatie hun waardevolle goederen en hun vermogen sneller naar een goed bekend staande joodse bank zouden brengen. Daartoe lieten zij een in feite nieuwe bank oprichten, die gepresenteerd werd als filiaal van de Lippmann en Rosenthal bank, in de volksmond vaak aangeduid als de ‘Liro’. Het filiaal werd gevestigd aan de Sarphatistraat 55. De bank zorgde voor een systematische registratie en inname van joods bezit zoals geld, waardepapieren en andere waardevolle bezittingen, om deze vervolgens te roven. Zo plukten de nazi’s de Nederlandse joden systematisch kaal alvorens tot hun deportatie over te gaan.
De fondsen die met de roofbank werden opgebouwd gebruikten de Duitsers voor de eigen oorlogsmachinerie maar ook voor de bekostiging van de deportaties, de bouw of uitbreiding van kampen zoals Westerbork en de beloningen die verraders van ondergedoken joden ontvingen.
Na de Tweede Wereldoorlog hernam de echte Lippmann en Rosenthal bank haar activiteiten, maar de associatie met de gelijknamige roofbank bleek nadelig te zijn voor de bank. In 1964 werd een nauwe samenwerking met de Hollandse Koopmansbank aangegaan, die in 1974 leidde tot een volledige overname door laatstgenoemde bank.
Het interieur
Herengracht 500 is met de voorgevel georiënteerd op het noorden en bestaat uit een boven een kelder opgetrokken begane grond, drie verdiepingen en een zolder. Het huis heeft geen stoep; de entree is in het midden van de begane grond geplaatst waarna een centrale gang naar de vertrekken op de begane grond en het trappenhuis leidt. Aangezien er geen plattegronden bewaard zijn gebleven uit de periode dat het echtpaar Rosenthal hier woonde is er weinig bekend over de precieze functies van de verschillende ruimtes. Gezien de rijke afwerking en de in dergelijke grachtenhuizen gebruikelijke situering van de representatieve vertrekken op de bel-etage of de hoofdverdieping mogen we aannemen dat de kamers op de eerste verdieping voornamelijk fungeerden als salon, eetkamer en woon- of zitkamer. De eerste verdieping heeft in het midden een brede gang of hal, die geflankeerd wordt door het trappenhuis. Aan de straatzijde bevinden zich twee grote kamers, die middels dubbele deuren met elkaar verbonden zijn. Aan de achterzijde bevinden zich eveneens twee iets kleinere kamers, waarvan de westelijke kamer verbonden is met de voorkamer.
In 1889 diende George Rosenthal een bouwaanvraag in bij de gemeente Amsterdam voor een aanbouw aan de achterzijde van het pand, met daarbij een bouwtekening van de architect Isaac Gosschalk. Hieruit kan voorzichtig afgeleid worden dat de herinrichting van het interieur op de eerste verdieping eveneens door Gosschalk ontworpen is; zekerheid hebben we daarover echter niet. De schilderingen boven en langs de trap tussen de begane grond en de eerste verdieping zijn voorzien van het jaartal 1902 en zijn blijkbaar later aangebracht.
Vanaf de begane grond leidt een steektrap naar de eerste verdieping. Bij het betreden van de trap wordt de bezoeker ondergedompeld in verschillende allegorische schilderingen, waarvan de betekenissen zich ontwikkelen naarmate men verder stijgt. De trap zelf is, ondanks de marmeren treden en de gemarmerde lambrisering, tamelijk eenvoudig van opzet. Door het hoge venster bovenaan de trap met daarin gebrandschilderd glas in de kleuren groen en oud-geel valt er een getemperd en enigszins mysterieus licht in het trappenhuis.
Op de kopse kant van het tongewelf boven de trap is een schildering geplaatst met daarop een afbeelding van een kind dat zich ontfermt over een ander, geketend kind; mogelijk verwijst deze voorstelling naar het belang dat het echtpaar Rosenthal aan filantropie hechtte, met name waar het kinderen betrof die door hun afkomst slechter bedeeld waren wat betreft zorg en onderwijs. De wanden van het trappenhuis zijn in grisaille beschilderd met putti, wapenschilden, en diverse attributen en allegorische symbolen. Het trapgewelf heeft een schildering met daarop de Amsterdamse stedenmaagd met in haar ene hand een roedenbundel die staat voor Eendracht en in de andere naar boven reikende hand een lichtende toorts. Onder de stedenmaagd bevindt zich een schildering met daarin de Latijnse spreuk ‘luctor et emergo’: ik worstel en kom boven.
Het decoratieprogramma is, zoals uit de signaturen blijkt, in 1902 vervaardigd door de Duitse decoratieschilder Arthur Heinrich Wilhelm Fitger (1840-1909). Bovenaan de trap bevindt zich een trapportaal op vierkante grondslag, met geschilderde deurstukken waarop allegorische voorstellingen van de Schilderkunst en Muziek en van de Wijsheid, het laatste in de vorm van een lezende oude vrouw met twee kindertjes en een slang.
Het decoratieprogramma weerspiegelt waarschijnlijk het gedachtengoed van het echtpaar Rosenthal, waarbij het bestijgen van de trap symbool is voor de ontwikkelingsgang van de cultuur en de maatschappij. Na veel strijd en geworstel ontstaat verlichting, uitgedrukt door de brandende toorts in de omhoog gestrekte hand van de stedenmaagd. Daardoor ontstaat een klimaat waarin de kunsten en de wetenschap kunnen bloeien. Het afbeelden van de Amsterdamse stedenmaagd verwijst naar het feit dat het echtpaar zich in Amsterdam had gevestigd en zich innig met deze stad verbonden voelde. Van Leeser Rosenthal, de vader van George, is bekend dat hij tijdens het opbouwen van zijn boekencollectie met name geïnteresseerd was in joodse schrijvers in relatie tot het Europese Verlichtingsdenken. Aangezien het gedachtegoed van de Verlichting in de stad Amsterdam reeds langere tijd bloeide ligt het voor de hand te veronderstellen dat George Rosenthal op deze wijze zowel de stad Amsterdam als de interesses van zijn vader eerde.
Het fraaie glas-in-loodraam in het venster van het trapportaal is, zoals uit de op het raam gebrandschilderde naam blijkt, geleverd door Het Prinsenhof uit Delft. Het Prinsenhof was in Nederland een van de eerste ateliers voor glas in lood uit de tweede helft van de 19de eeuw die artistiek hoogwaardige producten leverden. De hal, de beide voorkamers en de achterkamer op de bel-etage hebben een vorstelijke uitstraling en vormen een prachtige staalkaart van de neo-Lodewijkstijlen zoals die in het rijkste deel van grachtengordel tegen het einde van de 19de eeuw toegepast werden. De hal heeft boven de witmarmeren lambrisering rijk stucwerk met bloemmotieven. De consoletafels en spiegels zijn uitgevoerd in neo Lodewijk XVI-stijl.
De westelijke voorkamer is langwerpig van opzet, uitgevoerd in een weelderige Lodewijk XIV-stijl en rijkelijk verguld en versierd met houtsnijwerk. In de ruimte zijn twee spiegels tegenover elkaar geplaatst om een extra ruimtelijk effect te creëren. Voor de afwerking van de wanden en het plafond is gebruik gemaakt van sjabloonschilderingen. In de plafondomlijsting is vier maal het monogram van het echtpaar Rosenthal aangebracht; de poten van de in het midden geplaatste ‘M’ worden aan beide zijden vervlochten met een ‘R’. Deze ruimte is door een brede deuropening verbonden met de achterkamer. De achterkamer is met zijn wat minder uitbundige afwerking en strakkere decoraties een voorbeeld van de neo Lodewijk XVI-stijl. Opvallende elementen hier zijn de schoorsteenpartij, de gesjabloneerde beschilderingen met florale motieven en het plafond met daarin in de lucht zwevende putti.
De grote oostelijke kamer aan de straatzijde spant de kroon. Deze is uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl met zwierige asymmetrische ornamenten en in meer barokke stijl met zware geprofileerde omlijstingen. Het geschilderde plafondstuk met rijke houten omlijsting trekt de meeste aandacht. De plafondschildering is van de hand van de schilders E.S. Witkamp en Nicolaas van der Waay en beeldt Amor en Psyche uit. Beide schilders waren leerlingen van de schilder August Allebé. Van der Waay was vanaf 1891 hoogleraar schilderkunst aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en maakte onder andere de schilderingen voor de Gouden Koets die de stad Amsterdam aan het Koninklijk Huis schonk. Opvallend aanwezig zijn de verstrengelde initialen ‘R’ en ‘M’, verwijzend naar het echtpaar; deze zijn zowel in het houtwerk van het plafond als op de plafondschildering zelf weergegeven. De fraai omlijste deurstukken zijn in bruine grisailletechniek uitgevoerd.
Het thema van Amor en Psyche stamt uit de Griekse mythologie, en vertelt het complexe en gelaagde verhaal van twee geliefden die eigenlijk niet bij elkaar horen of mogen horen maar uiteindelijk toch elkaars innige geliefden worden. Sophie May was van eenvoudige komaf, terwijl George Rosenthal als zoon van een rabbi, die bovendien getrouwd was met een rijke bankiersdochter, uit een hoger milieu kwam. Het is niet bekend hoe zij elkaar in Duitsland hebben leren kennen, maar mede gezien de rond en op de plafondschildering afgebeelde monogrammen mogen we aannemen dat zij een relatie wilden legden tussen hun eigen liefdesgeschiedenis en die van Amor en Psyche. In de traditie van de joodse kabbalistiek, waarin aan woorden, letters en cijfers verborgen of mystieke betekenissen worden toegekend, zou men het woord ‘Amor’ kunnen omdraaien, en zo het woord ‘Roma’ verkrijgen; de eerste twee letters van de achternamen van Rosenthal en May. Maar, zoals het bij dit soort interpretaties vaak het geval is: dit kan op louter toeval berusten.
Het plafond geeft door het laten aansluiten van de schildering op de houten omlijsting aan de ruimte een fantastisch perspectief. Vanuit de lichtblauwe hemel waarin vogels en vlinders vliegen en putti zweven kijken jongens vanaf een geschilderde balustrade naar beneden; een van deze knapen kijkt de toeschouwer recht in het gezicht.
Het grachtenhuis aan de Herengracht 500 heeft, ondanks de vele naoorlogse verbouwingen, op de bel-etage het in opdracht van het echtpaar Rosenthal vervaardigde interieur behouden. Hun verstrengelde monogrammen en geschilderde decoraties sieren nog steeds de plafonds van deze verdieping en verwijzen naar een echtpaar dat in financieel, economisch, cultureel en filantropisch opzicht een belangrijke bijdrage aan de stad Amsterdam heeft geleverd.(2)
Noten:
1. Historische gegevens met betrekking tot de geschiedenis van het pand en zijn bewoners werden onder meer ontleend aan Het Grachtenboek van Caspar Philips Jacobszoon (bewerkte versie uit 1962). Vier eeuwen Herengracht, geveltekeningen van alle huizen aan de gracht en twee historische overzichten en de beschrijving van elk pand met zijn eigenaars en bewoners, Amsterdam 1976, pp. 562-564; het Stadsarchief Amsterdam: Archiefkaarten, Gezinskaarten, Woningkaarten, Adresboeken, en Bevolkingsregister; BWT-archief van de Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum; specifieke gegevens over Sophie May en George Rosenthal zijn gedeeltelijk ontleend aan de website van het Huygens ING: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/MaySophie
2. Gegevens over de komst en de rol van de joodse elite in Amsterdam eind 19de eeuw zijn deels ontleend aan K. Bruin, Een Herenwereld ontleed, Over Amsterdamse oude en nieuwe elites in de tweede helft van de negentiende eeuw, Amsterdam 1980, pp.41-48