Villa De Bult door Jan Dullaart
17/12/2015 door Barbara Laan
Kunstwerk van ruimte en licht
De Hilversumse architect Jan Dullaart (1891-1957) bouwde in 1929-1930 een riante villa voor de koopman in kruidenierswaren Jacob Keijzer en zijn gezin, afkomstig uit Zaandam. De villa staat aan de Bussumergrintweg die voert naar de zogenaamde ‘berg van Cornelis Tromp’ tegenwoordig beter bekend als de wijk Trompenberg gelegen ten westen van de dorpskern van Hilversum. De nationale zeeheld wandelde in de zeventiende eeuw naar verluidt vanuit zijn buitenplaats in ‘s-Graveland naar deze berg, vlakbij het toen nog onooglijke brinkdorpje Hilversum om te kunnen uitkijken naar de schepen op de Zuiderzee. Hij kreeg toestemming om de berg te beplanten en gaf daarmee de aanzet voor de latere aanleg van zomerverblijven en zelfs hele villaparken op deze berg.
Aan de rand van Trompenberg ontstond vanaf 1902 het Kannesheuvelpark genoemd naar een buitenverblijf van de Amsterdamse advocaat Kannes op het hoogste punt van de Bussumergrintweg waaraan ook villa De Bult is gelegen. Het ligt voor de hand dat de situering van de villa op de heuvel de inspiratie is geweest voor de naam: De Bult. Tegenwoordig prijkt het gastvrije ‘Benvenuta’ op de gevel, thans is er een zorgresidentie voor ouderen gehuisvest.(1)
De architect Dullaart trekt in dit huis alle registers open voor zijn opdrachtgever om deze geslaagde koopman van een passend interieur te voorzien volgens de smaak van de late, verstrakte Amsterdamse School. Het Scheepvaarthuis in Amsterdam moet grote indruk op hen hebben gemaakt. Dit gebouw wordt nu algemeen beschouwd als één van de vroege hoogtepunten van het Amsterdamse decoratieve bouwen dat vanaf 1916 ‘Amsterdamse School’ zou gaan heten. Het gebouw heeft een indrukwekkende glazen overkapping. Het gebrandschilderde glas werd uitgevoerd door het atelier van Willem Bogtman (1882-1955) naar ontwerp van de architect Joan Melchior van der Meij (1878-1949), de esthetisch adviseur van het architectenbureau Van Gendt.(2) Het glasatelier van Bogtman te Haarlem groeide na deze opdracht uit tot één van de grootste van Nederland.
Zo’n 15 jaar later concipieerden Dullaart en Bogtman de architectuur en het glas in villa De Bult: de hoge, smalle vensters van de hall, het trappenhuis en de garderobe alsmede de kleinere, liggende vensters in de vestibule van villa; het is een combinatie van baksteen en glas, van hoogte een breedte, van aardse materie en betoverend kleurenspel. Zij maakten van het huis een kunstwerk van ruimte en licht.
Bouwvolume en plattegrond
Vanaf de straat oogt het huis streng en formeel door het gesloten karakter van de voorgevel en de met gesmoorde pannen gedekte dakvlakken. Opvallend zijn de raampartijen die in het linker deel de verticaliteit benadrukken door middel van smalle hoge vensters en in het rechter deel juist de horizontale lijn accentueren door de toepassing van strookvensters. Het kunstig gesmede ijzeren toegangshek en de smeedijzeren lampen doen vermoeden dat de ontwerper goed bekend was met de expressieve vormgeving van de Amsterdamse School. Eenmaal in het interieur blijkt dit vermoeden gegrond te zijn.
De tuingevel aan de rechter zijde van het huis is gelegen op het zuiden en heeft een veel opener karakter. De royale, halfcirkelvormige erker is geheel van glas: stalen ramen gevat in houten kozijnen, een noviteit in de jaren twintig. Op de serre bevindt zich het balkon met smeedijzeren hek van de ouderslaapkamer. De serre is geplaatst tegen een hoge, driehoekige topgevel.
Het huis is opgetrokken uit zandkleurige baksteen en heeft een nagenoeg L-vormige plattegrond (de inpandige garage niet meegerekend). Het huis heeft twee bouwlagen onder een hoge kapverdieping en is deels onderkelderd. Het bouwvolume heeft een aangebouwd portiek aan de voorzijde (zuidwest) en een aangebouwde dubbele garage aan de linker zijde (noordwest). De verschillende dakvormen en de overstekken met gootlijsten benadrukken de asymmetrische opzet. Drie terrassen op het zuiden en zuidoosten zijn tegelijk met het huis ontworpen.
Bij het betreden van de oprijlaan wordt al snel duidelijk dat hier niet zo maar een huis wordt benaderd: een royaal voorgebouw met eigen overkapping vormt het entreegebied. Halfronde vaste plantenbakken begeleiden de bezoeker via enkele treden naar het bordes, geflankeerd door zuilen met robuuste kapitelen. Het kunstige smeedwerk van de diefijzers ter weerszijden van de voordeur biedt al een doorkijkje naar de aankleding van het interieur. De driehoekige motieven in het smeedwerk keren terug in de tegelvloer van de achterliggende vestibule; zogenaamde krakelingtegels in zwart en crème vormen spits toelopende driehoeken op een terracotta fond.
De ruime langwerpige vestibule bevindt zich in de hak van de L-vormige plattegrond en komt uit in een grote ‘hall’ die, vanwege het vaste bankje bij de radiatoren met recht een ‘woonhall’ genoemd kan worden. Een foto van kort na de bouwtijd laat een informele inrichting zien met comfortabele fauteuils, een forse plant en een paar grote kussens verspreid door de ruimte. De foto laat ook de verticale raampartij zien die vanaf de voorkant van het huis al opviel. Ook zien we een deel van het trappenhuis met halfronde houten beëindiging en panelen van een houten lambrisering die trapsgewijs naar boven is aangebracht. De garderobe ligt rechts van de trap; de wc is links gesitueerd op de genoemde foto.
Achter de woonhall lag de eetkamer die is omgebouwd tot woonkeuken. Daarachter bevond zich de oorspronkelijke keuken met aangrenzend een spoelkeuken, dienstbodetoilet en naaikamer. Rechts van de woonhall bevinden zich een ‘herenkamer’ en een ruime woonkamer met de eerder genoemde halfronde serre.
De slaapverdieping heeft een ruime overloop (ook ‘hall’ genoemd op de plattegrond), twee kleinere slaapkamers, twee logeerkamers, een dienstbodekamer en een ouderslaapkamer met aangrenzend een badkamer. In de kelder waren provisie en verwarming ondergebracht. De verdieping, de kelder en een deel van de zolder zijn verbouwd tot studio’s voor de bewoners van Zorgresidentie Benvenuta en kantoorruimte.(3)
Opdrachtgever en architect
Jan Dullaart ontwierp het huis voor Jacob Keijzer (geb. 1876), zijn vrouw Grietje de Wit (geb. 1878) en hun kinderen Simon Martinus (geb. 1907) en Margaretha Jacoba (geb. 1911). Jacob en Grietje kwamen beiden uit Wormerveer en trouwden in 1901 in Zaandam. De vader van Grietje, Simon de Wit, had in Zaandam een kruidenierswinkel, de Kaas- kruideniers- en grutterswaren/vetwarenwinkel. De winkel werd in 1916 opgericht door de firmanten Simon de Wit, Maarten de Wit (zoon van de oprichter) en Jacob Keijzer (schoonzoon van de oprichter) en groeide uit tot een keten van winkles. Simon de Wit overleed in 1934 en in 1936 werd de firma omgezet in een nv met als directeuren: M. de Wit, Jb. Keijzer en J. Keijzer.
De zoon van Jacob en Grietje woonde aanvankelijk bij hen in Hilversum, maar vertrok in 1930 op 23-jarige leeftijd naar Soesterberg en op 3 januari 1938 naar Zaandam als ‘koopman in levensmiddelen’. Na de oorlog werd de winkel omgezet naar een ‘zelfbedieningswinkel’ en vervolgens naar een ‘supermarkt’. Deze werd in 1972 overgenomen door Albert Heijn.(4)
Jan Dullaart is in Hilversum bekend van de Lutherse kerk aan de Bergweg, een ontwerp uit 1923. De verticale vensters in de voorgevel doen wel wat denken aan die van villa De Bult. In 1917, vlak na zijn opleiding kreeg hij de opdracht het gemeentehuis van zijn geboorteplaats Linschoten te ontwerpen. Enkele jaren later verhuisde hij naar de Trompenbergerweg 37 in Hilversum, vlak om hoek waar Jacob Keijzer zijn villa door hem zou laten ontwerpen. Zijn architectenbureau opende hij aan de Javalaan 13 waar hij een groot aantal gebouwen tot stand bracht, vooral woonhuizen voor welgestelden.
Jan Dullaart kwam uit een gebroken gezin en werd opgevoed door één van zijn oudere broers, Nol. Jan volgde tekenlessen aan de vaktekenschool in Woerden (1906-1909). Aanvankelijk werkte hij samen met deze broer en later als opzichter tekenaar bij verschillende architecten en aannemers, waaronder de oude Brinkman in Rotterdam. In 1916 werd hij lid van het architectengenootschap Architectura et Amicitia waar hij in contact kwam met de jonge generatie architecten van de Amsterdamse School. Zijn meest exuberante werk in deze stijl is het huis De Kameel uit 1926 ook in Hilversum. De kenmerkende expressieve vormen met rondingen en welvingen zijn in de rieten kap van het huis goed herkenbaar. Net als andere Amsterdamse School architecten ontwierp hij niet alleen het exterieur maar ook het interieur van zijn gebouwen.
Samen met zijn zwager, E.G. van der Smit ontwikkelde hij verschillende huizenprojecten, onder meer in Hilversum. Ook richtten zij de nv Gooisch Grondbezit op. Van der Smit trad op als assuradeur, makelaar en geldschieter; Dullaart als architect. Zo verzekerde hij zich op een handige manier van werk. Maar was ook begaan met de kunsten. In Huize Vogelenzang, inmiddels verworven door de nv Gooisch Grondbezit, organiseerde hij samen met de plaatselijke VVV een grootse tentoonstelling van Gooise kunstenaars. Hier werden ook tekeningen van het nieuwe raadhuis van Dudok geëxposeerd.(5)
Beschilderde ramen
Het veel geraadpleegde boek van professor Wattjes (1879-1944) Moderne Nederlandsche villa’s en landhuizen uit 1931 toont een serie oude interieurfoto’s van villa De Bult.(6) Hierop zijn de verticale glas-in-loodramen te zien die Dullaart liet aanbrengen in de woonhall en het trappenhuis. Alle glas-in-loodramen bleven behouden.
De smalle hoge vensters in de woonhall bestaan uit twee sets overhoeks geplaatste ramen met elk zes maal twee in lood gevatte raampjes. De motieven en kleuren zijn gespiegeld over de middenas. De twaalf raampjes langs de middenas vertonen variaties op een patroon met halve en kwart cirkels waarbij de onderste het meeste blauw in zich dragen. De twaalf raampjes langs de zijkanten bestaan uit oranje glaasjes in combinatie met gebrandschilderde motieven in zwart en bruin en accenten in blauw glas.
De vensters in het trappenhuis en in de garderobe tonen een vergelijkbare opzet met kleine variaties. Wel is het formaat van de ramen anders, waarschijnlijk vanwege de grotere afmetingen van het geheel. De glazen in het trappenhuis beslaan de hoogte van twee bouwlagen. Op de verdieping zijn ook nog vier liggende ramen aangebracht ter weerszijden van de verticale raampartij. Deze ramen zijn in zes kleinere ramen verdeeld die samen het patroon vormen van een liggende rechthoek met halfcirkelvormige uiteinden in oranje glas omgeven door een decoratieve rand in zwarte glasverf en accenten in oranje en paars. De vier liggende ramen in de vestibule zijn verwant qua kleurstelling maar met een ander centraal motief en met daar omheen ondoorzichtig melk en lichtgeel glas in plaats van blank glas.
Het glas is gesigneerd: Willem Bogtman Haarlem in één van de onderste ramen in het trappenhuis. Dit wil nog niet zeggen dat Bogtman ook de ontwerper was van het glas; in elk geval wel de uitvoerder. De toeschrijving van glas-in-loodontwerpen is in veel gevallen niet gemakkelijk, want ofschoon Bogtman ook zelf ontwierp liepen architecten de deur plat van zijn atelier om hun eigen ontwerpen door hem te laten uitvoeren.
Vormgeving en kleurgebruik
Het kleurgebruik van de Amsterdamse School was dikwijls geïnspireerd door de kleurenleer van de Duitser Wilhelm Ostwald (1853-1932) in zijn boek Die Farbenfiebel en de expressionistische schilderkunst. Complementaire kleurparen, zoals paars-geel, blauw-oranje en groen-rood kwamen veel voor. Maar ook bruintinten zijn kenmerkend.
Tijdgenoten waardeerden het als de kleuren van de bouwmaterialen en de kleur en lichtsterkte van de glas-in-loodramen in harmonie waren. (7) De sfeer van het licht werd bepaald door de kleuren van het glas en de mate waarin gekleurd en blank glas in het ontwerp werden afgewisseld. De warme kleuren oranje en paarsblauw in de glazen van villa De Bult harmoniëren mooi met de warme tinten van de teakhouten lambriseringen.
Dullaart heeft de ramen overhoeks geplaatst. Zo werd het mogelijk om nog meer gekleurd licht te laten binnen vallen in de ruimtes. Het overhoeks plaatsen van vlakken in de architectuur en meubelkunst was in deze periode vrij algemeen nadat vooral de architect Michel de Klerk (1884-1923), onbetwiste voorman van de Amsterdamse School, het in zijn meubels introduceerde. (8)
Bogtman begon zijn carrière als tekenleraar aan de ambachtsschool in Steenwijk en later in Haarlem. In de avonduren volgde hij lessen aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, maar als glazenier was hij autodidact. Hij schreef twee boeken over het ontwerpen van glas in loodmotieven op systeem. In het boek: Het methodisch ontwerpen van ornament (1913) gaat hij uit van het motief. Bij de herhaling van motieven brengt hij variaties aan door elementen weg te laten of toe te voegen. De constructies komen tot stand door te werken met diagonalen, cirkels en/of delen daarvan.(9) De beglazingen in villa De Bult laten dit lijnenspel en manier van ontwerpen zien; we zouden het ‘kalligrafische deco’ kunnen noemen.
Van Willem Bogtman zijn meer dan 4500 beglazingen bekend, maar of hij deze allemaal zelf ontwierp, of samen of naar ontwerp van architecten en kunstenaars is niet altijd duidelijk. Ook Dullaart gooit hoge ogen als ontwerper van de ramen in villa De Bult omdat de decoratieve details in het houtwerk en in het glas overeenkomsten vertonen. Uiteindelijk ging het in een dergelijk ‘Gesamtkunstwerk’ toch vooral om de eenheid die door de betrokken ontwerpers en uitvoerders gezamenlijk werd bereikt.
Lampen met ‘kristalvlekken’
Bogtman ontwierp ook honderden lampen van gebrandschilderd glas. Hij werkte samen met de Amsterdamse firma Winkelman die de lamparmaturen, het smeedwerk, leverde. Maar hij was niet de enige; ook het kunstnijverheidsatelier van zijn broer Cornelis en diens zoon Louis in Hilversum (1917-1935) heeft lampen gemaakt. Louis had in 1916-1917 bij zijn oom Willem in Haarlem gewerkt en leerde er de kneepjes van het vak.(10) Het is daarom ook mogelijk dat de halfronde, glazen wandlampen met ‘kristalvlekken’ in villa De Bult niet zijn gemaakt door het Haarlemse atelier, maar dat ze zijn besteld bij de kunstnijverheidswinkel in Hilversum.
Dat de wandlamp in de hall van villa De Bult niet voor komt op de foto in het boek van Wattjes uit 1931 lijkt op het eerste gezicht vreemd. Maar omdat de houten kolommen die Dullaart ontwierp bij de aanzet van het trappenhuis en bij de ingang tot de garderobe in het ontwerp van het interieur zijn meegenomen zullen er zeker lamparmaturen zijn bedoeld op deze plaatsen. Misschien waren de lampen dus van de hand van Dullaart, maar gewoon nog niet klaar toen de fotograaf van Wattjes langs kwam voor het maken van de foto’s. Het zachte licht dat door het gevlekte glas wordt veroorzaakt draagt hoe dan ook bij aan de warme sfeer van de monumentale ruimte.
Noten
- A. Koenders, Hilversum. Architectuur en stedenbouw 1850-1940, Zwolle – Hilversum 2001, pp. 46-47 en 53.
- M. Kruidenier en P. Smeets, Joan Melchior van der Meij, architect; pionier van de Amsterdamse School, Rotterdam 1914.
- De verdieping, de kelder en een deel van de zolder zijn verbouwd tot studio’s voor de bewoners van Zorgresidentie Benvenuta en kantoorruimte. Zie ook het blog van B. Laan 11 december 2015.
- Bevolkingsregister Hilversum en www.beeldbank-nh.nl.
- Anton Groot deed onderzoek naar Jan Dullaart dat in 2016 zal worden gepubliceerd. Hij was zo vriendelijk zijn gegevens over zijn familie, opleiding en oeuvre te delen in een gesprek op 14 december 2015.
- J.G. Wattjes, Moderne Nederlandsche villa’s en landhuizen, Amsterdam 1931, nr. 83-84.
- A.C. Valstar, ‘Het werk van den glasschilder W. Bogtman en een overzicht van de glasschilderkunst’, Levende Kunst, (1918), p. 57.
- Frans van Burkom deelde zijn kennis van de Amsterdamse School bij de samenstelling van de tekst.
- H. Spreen, De veelzijdige glazenier Willem Bogtman (1882-1955), Kampen 2006, p. 27. H. Spreen, ‘Sierkunstenaar en glazenier Willem Bogtman’, Ons Bloemendaal 31(2007)1, p. 35.
- F. Leidelmeijer en H. Spreen, Kunstnijverheid in de stijl van de Amsterdamse School en art deco uit de ateliers van de familie Bogtman (Kranenburgh cahiers 8), Bergen 1999, pp. 5-6.